Skills VZ3D1C

Toets samenvatting 
Skills en Anatomie
1 / 47
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Toets samenvatting 
Skills en Anatomie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vitale functies 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de vitale functies?
A
Hartfrequentie, bloeddruk, saturatie, temperatuur en bewustzijn
B
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en urineproductie
C
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en het 'niet pluis gevoel'
D
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en bewustzijn

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een normale ademhalingsfrequentie voor volwassenen?
A
20-25x/min
B
15-20x/min
C
18-22x/min
D
25-30x/min

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Frequentie ademhaling
Normale ademhaling:
Bij volwassenen 15 tot 20 maal per minuut 
Kinderen 20 tot 25 maal per minuut
Baby’s 30 tot 40 maal per minuut

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoge ademfrequentie komt voor bij:
Aandoeningen van longen en luchtwegen
Hartafwijkingen
Koorts
Lichamelijke inspanning
Emotie 
 Pijn (ribben)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is hypertensie
A
te lage bloeddruk
B
te hoge bloeddruk
C
een normale bloedruk
D
te druk in de klas

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat meet je bij de saturatie?
A
De bloeddruk van de patient
B
Percentage zuurstof in de vinger
C
Het percentage hemoglobine gebonden met zuurstof
D
Het percentage hemoglobine gebonden met koolzuur

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

De huid 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Stelling: De lederhuid bestaat uit een laag ....
A
Spierweefsel
B
Bindweefsel
C
Zenuwweefsel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Op de huid bevinden zich ziekmakende bacteriën
Stelling: De functie van deze bacteriën is het beschermen tegen ziekmakende bacteriën
A
De stelling is correct
B
De stelling is niet correct

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is decubitus

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions


A
categorie 1
B
categorie 2
C
categorie 3
D
categorie 4

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


A
categorie 1
B
categorie 2
C
categorie 3
D
categorie 4

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Op welke plekken kan decubitus ontstaat?

Slide 17 - Mind map

achterhoofd, 
oren 
stuit 
enkels 
heupen 
wervelkolom
schouderbladen 
knieën
enkels 

Een aandoening waarbij de nier een vergevorderde staat van functieverlies bereikt. Dit veroorzaakt veranderingen in Plassen, vermoeidheid, zwelling van de voeten, hoge bloeddruk en verlies van eetlust.

Slide 18 - Slide

druk en of schuif kracht bij botuitsteeksels




Ademhalingsstelsel 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wij ademen hoeveel zuurstof in?
A
14%
B
15%
C
16%
D
21%

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Bij COPD raken de _ ontstoken
A
Bronchiolen
B
Haarvaten

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De piepende ademhaling bij COPD wordt door _ veroorzaakt.
A
Vernauwing
B
Verbreding

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

urinewegstelsel

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De volgende stoffen zijn normale bestanddelen van urine
A
glucose, zouten en hormonen
B
ureum, water en hormonen
C
urinezuur, bacteriën en water
D
water, glucose en witte bloedcellen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke weg volgt de urine?
A
nierbekken – urineblaas – urineleider – urinebuis
B
nierbekken – urineleider – urineblaas – urinebuis
C
urinebuis – nierbekken – urineblaas – urineleider
D
urineleider – nierbekken – urinebuis – urineblaas

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Als je vaak in de nacht moet plassen heet dit:
A
oligurie
B
nycturie
C
polyurie
D
hematurie

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Stelling:
I Mictie betekent urineren
II gemiddeld produceert een volwassenen 3 liter urine per 24 uur
A
Stelling I en II zijn beiden juist
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
C
Stelling I is onjuist, stelling II is juist
D
Stelling I en II zijn beiden onjuist

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er bij nierfalen?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Hoe noemen we ongewild verlies van kleine beetjes urine uit een volle blaas?
A
Reflexincontinentie
B
Urge-incontinentie
C
Overloopincontinentie
D
Stressincontinentie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Plotseling verlies van urine t.g.v. hoesten, niezen, lachen of tillen noemen we:
A
Stressincontinentie
B
Urge-incontinentie
C
Reflexincontinentie
D
Overloopincontinentie

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Spijsvertering 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat is de goede volgorde van de spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat doet de maag met het voedsel
A
Tijdelijke opslag
B
Kneden en mengen met maagzuur
C
Vervoeren naar twaalfvingerigedarm
D
Alle drie de opties

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er in de Twaalfvingerige darm?
A
Verplaatst voedsel naar de dikke darm
B
Verplaatst het voedsel naar de dunne darm
C
Door krachtige spieren wordt het eten vermalen
D
Door gal en alvleeskliersap wordt voedsel verteerd

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Na de twaalfvingerige darm komt de......
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Slokdarm
D
Endeldarm

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er in de dunne darm?
A
De dunne darm neemt voedingsstoffen op, zodat je energie hebt en alles kan doen.
B
De dunne darm neemt zouten en water op
C
De dunne darm verplaatst het voedsel naar de endeldarm
D
In de dunne darm worden verteringssappen toegevoegd

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de dunne darm
A
Afval stoffen toevoegen
B
Voedingsstoffen opnemen
C
Slechte stoffen opnemen
D
Onttrekken van water

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

In de dikke darm wordt...
A
Voedingsstoffen uit de darm gehaald.
B
Gal toegevoegd aan de voedselbrij
C
Alles opgeslagen als poep
D
Water uit de voedselbrij gehaald

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

een andere benaming voor dikke darm is
A
jejunum
B
colon
C
duodenum
D
ileum

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Na de endeldarm komt het voedsel in de
A
maag
B
dikke darm
C
anus
D
dunne darm

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Welk nummer is de endeldarm?
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Hoe lang is de dunne darm bij een volwassen persoon?
A
+/- 2 meter
B
+/- 4 meter
C
+/- 6 meter
D
+/- 8 meter

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de tekst naar de juiste plek
timer
1:30
Lever
maag

Alvleesklier
12-vingerige darm
Dunne darm
Dikke darm
Endeldarm
Anus

Slide 44 - Drag question

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Crohn en colitus ulcerosa kunnen een indicatie vormen voor een stoma omdat :
A
de dikke darm door chronische ontsteking van het darmvlies wordt verwijderd
B
de dikke darm door een verhoogde kans op kanker preventief verwijderd word
C
de dikke darm door verstoorde prikkelgeleiding of verlamming niet meer goed functioneert

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Casus 

Slide 47 - Slide

This item has no instructions