Les 8

Les 8
Infectieziekten

1 / 17
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 8
Infectieziekten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
Huiswerk
Lesdoelen
Theorie
Opdracht
Evaluatie
Huiswerk

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Zijn er vragen over het huiswerk? 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het einde van de les ken je de 5 besmettingswegen
Je kent de kenmerken van dierlijke en plantaardige verwekkers
Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe de verschillende onderzoeken naar infecties worden verricht

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Ziekteverwekker
Een ziekteverwekker is een organisme dat een pathogene of ziekmakende invloed heeft op het menselijk lichaam.

Wanneer zo'n micro-organisme binnendringt is er een besmetting. Die micro-organismen vermenigvuldigen zich, als er voldoende zijn dan wordt je ziek. 
Infectie!  

Slide 5 - Slide

Ziekteverwekkers zijn zeer kleine organismen. 

Niet alle ziekteverwekkers maken ons ziek. Soms ook ziekteverwekkers van dier op mens
Incubatietijd
De periode die het micro-organisme vanaf de besmetting nodig had om zich te vermenigvuldigen tot een ziekmakend aantal is de incubatietijd.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Groei
Met of zonder zuurstof
Temperatuur
Slecht of juist goed doorbloedweefsel
Bacterie voedt zich door suiker, zout, zwavel, ijzer, koolstof en nitraten. 

Niet iedere besmetting leidt tot infectie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Porte d'entree
cutaan ( de huid)
aerogeen ( de luchtwegen)
enteraal ( maag-darmkanaal)
genitaal ( slijmvliezen van de geslachtsorganen)
hematogeen ( bloedbaan) 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Bedenk van iedere besmettingsweg een voorbeeld

5min
alleen
internet

Slide 9 - Slide

cutaan: wondje, zweetklier, talgklier, haarzakje. 
Aerogeen: bacterien en virussen komen zo makkelijk binnen.  Verkoudheid, RS keelontsteking, griep, TBC
Enteraal: eten van besmet voedsel. Samonella, hepatitis A 
Hematogeen: door direct contact met ander besmet boed. HIV, Hepatitis B
Genitale infecties: gonoeroe, chlamydia, herpes genitalis
Waarom wordt de ene mens wel ziek van een besmetting en de ander niet?

Slide 10 - Open question

het aantal ziekteverwekkers op of in het lichaam.

De aanvalskracht van de ziekteverwekkers

Weerstand van het lichaam. Plaatselijke afweer, algemene afweer via immunologisch systeem
Totstandkoming van infecties
Primaire ( direct gevolg van het binnendringen)
secundaire infectie door tussenkomst van iets anders) 
superinfectie ( nieuwe infectie bovenop een andere) 
kruisinfectie ( contactinfectie) 
opportunistische infectie ( immuunsysteem werkt niet voldoende) 

Slide 11 - Slide

Infecties kunnen op verschillende manieren tot stand komen. Er zijn primaire infecties, secundaire infecties, superinfecties, kruisinfecties en opportunistische infecties:
Een primaire infectie is een infectie die direct het gevolg is van het binnendringen van micro-organismen in het lichaam, zoals bij een voedselinfectie, een luchtweginfectie of een straatverwonding.
Een secundaire infectie is een infectie die niet direct ontstaat door een binnendringend micro-organisme, maar door tussenkomst van iets anders. Een voorbeeld is een steriele operatiewond die door contact met verontreinigd verbandmateriaal besmet en geïnfecteerd raakt.
Een superinfectie betreft een infectie door een micro-organisme in een deel van het lichaam dat al door een ander micro-organisme geïnfecteerd is. Zo kan een virus (bijvoorbeeld verkoudheid) in de luchtwegen een ontsteking veroorzaken en na enkele dagen kan een tweede infectie door een bacterie optreden (bijvoorbeeld longontsteking).
Bij een kruisinfectie (contactinfectie) ontstaat de infectie door het overbrengen van de infectie van de ene op de andere persoon door direct of indirect contact.
Een opportunistische infectie treedt uitsluitend op wanneer het immunologisch systeem onvoldoende werkt, zoals bij aidspatiënten of bij sterk verzwakte mensen. Ook door bepaalde medicijnen kan het immunologisch systeem onvoldoende werken.
Soorten ziekteverwekkers
Dierlijke organismen zijn de metazoën en protozoën. Plantaardige organismen zijn bacteriën, virussen, schimmels, gisten en Rickettsiae.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Dierlijke organismen
Metazoen en protozoen
Metazoen: meercellig. Wormen, maden. Luizen, vlooien, mijten. 
JEUK! 

Eencellige/ protozoen: toxoplasma, pneumocystitis ( = longontsteking) 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Plantaardige organismen
Bacterien ( planten zichzelf voort door zichzelf te delen) 
Bacterien schijden stoffen uit die giftig zijn voor de mens. Toxines! Deze leiden tot koorts, spierklachten, verlammingen, hartklachten, nierstoornissen en leverproblemen. 

Bacteriële besmetting geeft pus. 

Slide 14 - Slide

gram psoitieve gram negatieve

bacillen/ staafvormige
kokken/ bolvormige
spirocheten/ spirellen
vibrionen/ kommavormige
Virussen
Veel kleiner dan bacteriën
Groeien alleen in de cel. De cel wordt dan van binnenuit kapot gemaakt. 
Vermeerderen betekent levende cellen binnendringen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Schimmels en gisten
Meercellige plantaardige micro-organismen.
Oppervlakkige lagen van de huid, nagels, slijmvliezen, warme vochtige plekken . 
Witte kleur van het ontstoken weefsel

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Richettsia
Kleine micro-organismen die via luizen, mijten, vlooien en teken. 

Komt hier nauwelijks voor. Door vroegtijde opsporing

Slide 17 - Slide

This item has no instructions