TH Imperative + articles

WELCOME TO ENGLISH CLASS!
Imperative + articles (the/ a / an)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

WELCOME TO ENGLISH CLASS!
Imperative + articles (the/ a / an)

Slide 1 - Slide

A / An / The

Slide 2 - Slide

wat weet je nog van het verschil tussen a/an?

Slide 3 - Mind map

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 4 - Drag question

A/An
In het Nederlands: een
voor niet specifieke dingen.

It looks like a palace
We live in an appartment

Slide 5 - Slide

Listen!!!
Do you hear a vowel (klinker)?  AN
Do you hear a consonant (medeklinker)?  A

Slide 6 - Slide

The
in het Nederlands: de/het
Je gebruikt het voor specifieke mensen, dieren, dingen

The president gave a speech.
The book is on the table.

Slide 7 - Slide

Fill in the correct article:
Where's ________
USB drive I lent you last week?
A
the
B
an
C
a

Slide 8 - Quiz

Fill in the correct article:
Their car does 150 miles
___________ hour.
A
the
B
an
C
a

Slide 9 - Quiz

Fill in the correct article:
I like _________ blue T-shirt over there better than ________red one.
A
the - a
B
the - the
C
a - the
D
a - a

Slide 10 - Quiz

Fill in the correct article:
Is your mother working in ________ old office building?
A
the
B
an
C
a

Slide 11 - Quiz

Fill in the correct article:
Is your mother working in ________ old office building?
A
the
B
an
C
a

Slide 12 - Quiz

Fill in the correct article:
Is your mother working in ________ old office building?
A
the
B
an
C
a

Slide 13 - Quiz

Fill in the correct article:
After this tour you have ________ whole afternoon free to explore the city.
A
the
B
an
C
a

Slide 14 - Quiz

Ik snap de articles (the / a/ an) en weet wanneer ik ze moet gebruiken
A
Ja, ik snap het!
B
Bijna, met de opdrachten moet het lukken.
C
Bijna, graag een keer herhalen.
D
Nee, ik wil graag hulp bij de opdrachten

Slide 15 - Quiz

GET TO WORK!
E (writing & grammar) ex 29,30,31

Slide 16 - Slide

Imperative (Gebiedende wijs)
Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 
 
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Slide 17 - Slide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
 
Sit down!
 Stop !
 Come here!
Look out!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Slide 18 - Slide

Imperative (Gebiedende wijs)
Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen.  



Sit down!
Open your books!
Be quiet!
Don't sit down! 
Don't open your books!
Don't be quiet!

Slide 19 - Slide


Je mag niet drinken hier!
A
Drink here!
B
Does not drink here.
C
Drink not here.
D
Don't drink here.

Slide 20 - Quiz

Schiet op!
A
Shoot up
B
Hurry up
C
Hurry on
D
No hurry

Slide 21 - Quiz

Vertaal: Niet praten!
(to talk)

Slide 22 - Open question

Wees op tijd!
A
Take your time.
B
Are on time.
C
Be on time.
D
Come in the right time.

Slide 23 - Quiz

Which sentence is written in the imperative?
A
Run away! As fast as you can!
B
Can you run away, please?
C
My mother never told me to run.
D
Did he run away?

Slide 24 - Quiz

Vertaal: Lees jouw boek.
(to read)

Slide 25 - Open question

Ga naar boven!
A
Turn up
B
Go upstairs
C
Go down
D
Up stairs

Slide 26 - Quiz

Vertaal: Loop naar school.
(to walk)

Slide 27 - Open question

Vertaal: Eet je appel.
(to eat)

Slide 28 - Open question

Vertaal: Sla rechts af.
(to turn)

Slide 29 - Open question

Vertaal: Val niet in het water.
(to fall)

Slide 30 - Open question

Vertaal: Niet lopen op het gras.
(to walk)

Slide 31 - Open question

Ik snap the imperative en weet wanneer ik het moet gebruiken en hoe ik het moet gebruiken.
A
Ja, ik snap het!
B
Bijna, met de opdrachten moet het lukken.
C
Bijna, graag een keer herhalen.
D
Nee, ik wil graag hulp bij de opdrachten

Slide 32 - Quiz

GET TO WORK!
  E (writing & grammar) ex 32,33

Slide 33 - Slide

End of the lesson
Do 

Slide 34 - Slide