VT Ouderenzorg MV p3-4 wk 2+3 - Psychogeriatrische problemen - dementie, delier, depressie

VT Ouderenzorg




Psychogeriatrische problemen
  • Dementie
  • Delier
  • Depressie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
PathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

VT Ouderenzorg




Psychogeriatrische problemen
  • Dementie
  • Delier
  • Depressie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student beschrijft wat de oorzaak, de verschijnselen en de behandelingen zijn bij psychogeriatrische problemen.

Subleerdoelen week 2:
De student:
6. Benoemt welke ziekteverschijnselen kunnen optreden bij dementie (cognitieve stoornissen (afasie, apraxie,
     agnosie, abstract denken, beoordelingsvermogen), karakter en/of gedragsveranderingen en desoriëntatie). 
7. Legt uit wat elk bovenstaand ziekteverschijnsel inhoudt.
8. Legt de fases van dementie in eigen woorden uit.

Subleerdoelen week 3:
De student:
9. Legt van de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy body dementie en frontale- temporale dementie
 o Uit hoe deze ontstaan.
 o In eigen woorden uit hoe het ziekteproces (beloop) is.
 o Uit wat de kenmerken zijn die bij het beeld van dementie horen.
Leerdoelen

Slide 2 - Slide

Dementie
Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen, waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes


De meest voorkomende vormen van dementie:
  • De ziekte van Alzheimer
  • Vasculaire dementie
  • Frontotemporale dementie (FTD) (Ziekte van Pick)
  • Lewy body dementie



Slide 3 - Slide

Dementie - verschijnselen
Cognitieve stoornissen


Afasie = taalstoornis
Apraxie = problemen met volgorde handelingen
Agnosie = niet herkennen van personen, voorwerpen, geuren
Abstract denken = moeite met vooruit denken, spreekwoorden begrijpen, rekenen etc.
Beoordelingsvermogen = niet inzien wat wel en niet kan

Slide 4 - Slide

Dementie - verschijnselen
Karakter en/of gedragsveranderingen
Angst
Apathie, passiviteit
Agitatie, agressie 
Stemmingswisselingen, woede-aanvallen
Depressie
Wanen en hallucinaties
Ontremming, decorumverlies
Liegen
Weglopen, zwerven


Desoriëntatie
Tijd
Plaats
Persoon

Later stadium: uitval lichamelijke functies zoals incontinentie en slikproblemen. 

Slide 5 - Slide

Dementie - fasen

Slide 6 - Slide

Beginnende en milde dementie
Matige tot ernstige 
dementie
Ernstige
dementie
Zeer ernstige dementie
Beginnende en 
milde dementie
Matige tot 
ernstige dementie
Ernstige 
dementie
Zeer ernstige
dementie
Begeleidingsbehoeftige fase
Verzorgings-
behoeftige fase
Verplegings-
behoeftige fase
Verplegings-
behoeftige fase
"Bedreigde ik"
"Verdwaalde ik"
"Verborgen ik"
"Verzonken ik"

Slide 7 - Drag question

Quiz
Er volgen nu een aantal quizvragen over dementie.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 8 - Slide

De meest voorkomende vorm van dementie is .....
A
De ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Lewy body dementie
D
Frontotemporale dementie

Slide 9 - Quiz

Welk verschijnsel
vertoont deze meneer?
A
Afasie
B
Apraxie
C
Agnosie
D
Agressie

Slide 10 - Quiz

Mevrouw de Vries heeft dementie. Zij heeft steeds meer moeite om zelfs de simpelste dingen te onthouden. Sinds enkele dagen heeft zij ook moeite met het smeren van een boterham. Met haar spieren is er niets aan de hand. Ze kan aangeleerde handelingen niet langer goed uitvoeren.

Vraag: Hoe wordt deze stoornis in het uitvoeren van aangeleerde handelingen genoemd?
A
Afasie
B
Apraxie
C
Agnosie
D
Amusculi

Slide 11 - Quiz

Dementie kan hallucinaties of wanen veroorzaken. Er zijn echter nog meer dingen die hallucinaties of wanen kunnen uitlokken bij zorgvragers.

Wat is een andere veroorzaker van hallucinaties of wanen bij zorgvragers?
A
Slechte voeding
B
Erg goed gehoor
C
Koorts
D
Paracetamol

Slide 12 - Quiz

Zorgvragers met dementie kunnen last krijgen van ontremming.

..... is een symptoom van ontremming.
A
Rustig in een hoekje zitten
B
Lachen om een grap
C
Huilen bij het overlijden van een vriend
D
Schelden

Slide 13 - Quiz

Sommige mensen met dementie herkennen
personen, voorwerpen en geuren niet meer,
ondanks goed werkende zintuigen.

Hoe wordt dit symptoom genoemd?
A
Agnosie
B
Afasie
C
Apraxie
D
Apersonie

Slide 14 - Quiz

Hoe wordt het genoemd als iemand zich niet meer netjes gedraagt en zijn manieren verliest door dementie?
A
Manierenverlies
B
Decorumverlies
C
Waardenverlies
D
Formatieverlies

Slide 15 - Quiz

Stelling:
Een van de eerste verschijnselen van een dementie is de aantasting van het .....
A
Kortetermijngeheugen
B
Langetermijngeheugen
C
Oriëntatievermogen
D
Spraakvermogen

Slide 16 - Quiz

Dementie

Slide 17 - Slide

Alzheimer
Vasulaire dementie
Frontotemporale dementie
Lewy body dementie
timer
3:00
Alzheimer
Vasculaire dementie
Frontotemporale dementie
Lewy body dementie
Oorzaak: Eiwitophopingen en atrofie

Oorzaak: Bloedvoorziening in de hersenen verstoord

Oorzaak: Abnormale eiwitaanslagen

Oorzaak:  afsterven van hersencellen in voorhoofds-  en slaapbeenkwab. 25-40% genetisch

Begint meestal na 70e levensjaar
Geleidelijke achteruit; in handelen, spreken, spontane activiteiten en beweging.
En geheugenverlies
Verlies interesse, inzicht.
Afhankelijk van de gebieden die getroffen zijn.
In ver stadium, alle kenmerken net als bij Alzheimer.

Wisselende verwardheid en hallucinaties.
Loopstoornissen (Parkinson)
Geheugen en oriëntatie stoornissen
Wisselende aandacht en concentratie, onrust.
Begint op jongen leeftijd (50-60)
Persoonlijkheidsveranderingen
Tegen vreemde mensen praten en rare opmerkingen
Onbeleefd, egoïstisch, agressief.
Spraakproblemen
slikproblemen

Slide 18 - Drag question

Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student beschrijft wat de oorzaak, de verschijnselen en de behandelingen zijn bij psychogeriatrische problemen.

Subleerdoelen week 2:
De student:
6. Benoemt welke ziekteverschijnselen kunnen optreden bij dementie (cognitieve stoornissen (afasie, apraxie,
     agnosie, abstract denken, beoordelingsvermogen), karakter en/of gedragsveranderingen en desoriëntatie). 
7. Legt uit wat elk bovenstaand ziekteverschijnsel inhoudt.
8. Legt de fases van dementie in eigen woorden uit.

Subleerdoelen week 3:
De student:
9. Legt van de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy body dementie en frontale- temporale dementie
 o Uit hoe deze ontstaan.
 o In eigen woorden uit hoe het ziekteproces (beloop) is.
 o Uit wat de kenmerken zijn die bij het beeld van dementie horen.
Leerdoelen

Slide 19 - Slide

Welk onderwerp van deze week is het minst duidelijk?
Dementie ziekte-verschijnselen
Dementie fasen
Ziekte van Alzheimer
Vasculaire dementie
Lewy body dementie
Fronto-temporale dementie
Geen enkele, alles is helemaal duidelijk

Slide 20 - Poll

Werkvorm 
  • in groepjes
  • Je krijgt van de docent kaartjes met daarop vragen en
      antwoorden.  Daarmee ga je een "vraag en antwoord
      ketting" maken
  • de docent legt uit hoe je te werk moet gaan

Slide 21 - Slide

Opdracht: casus schrijven

  • Je gaat deze opdracht maken in tweetallen
  • De opdracht bestaat uit 2 delen
  • Deel 1: Schrijven van een casus over een zorgvrager met  dementie --> lees goed waar de casus aan moet voldoen 
  • Deel 2: beantwoorden van vragen over je casus 

Slide 22 - Slide

Afsluiting
Doen in de resterende lestijd en na de les:
  • werken aan je opdracht
  • uitwerken leerdoelen uit de LOEP
  • voorbereiden voor de volgende les (dementie: diagnose + behandeling
    syndroom van Korsakov)  door:
      1. in Expertcollege de module  "Dementie"
          te bestuderen

      2. op de website van de hersenstichting     
           (www.hersenstichting.nl) informatie te
            lezen over het syndroom van Korsakov

Slide 23 - Slide