VT Ouderenzorg MV p4 - Psychogeriatrische problemen - dementie, delier, depressie

VT Ouderenzorg




Psychogeriatrische problemen
  • Dementie
  • Delier
  • Depressie
1 / 35
next
Slide 1: Slide
PathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

VT Ouderenzorg




Psychogeriatrische problemen
  • Dementie
  • Delier
  • Depressie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student beschrijft wat de oorzaak, de verschijnselen en de behandelingen zijn bij psychogeriatrische problemen.

Subleerdoelen week 1
De student:
Legt het begrip vergrijzing in eigen woorden uit.
Benoemt minimaal acht ouderdomsverschijnselen en verklaart deze.
Beschrijft de afzonderlijke onderdelen van de hersenen en hun functie in eigen woorden.
Legt uit wat dementie is.
Benoemt vier verschillende vormen van dementie.



Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Subleerdoelen week 2:
De student:
6. Benoemt welke ziekteverschijnselen kunnen optreden bij dementie (cognitieve stoornissen (afasie, apraxie, agnosie, abstract denken, beoordelingsvermogen), karakter en/of gedragsveranderingen en desoriëntatie. )
7. Legt uit wat elk bovenstaand ziekteverschijnsel inhoudt.
8. Legt de fases van dementie in eigen woorden uit.

Subleerdoelen week 3:
De student:
9. Legt van de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy body dementie en frontale- temporale dementie
 o Uit hoe deze ontstaan.
 o Uit hoe het ziekteproces (beloop) in eigen is.
 o Uit wat de kenmerken zijn die bij het beeld van dementie horen.




Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Subleerdoelen week 4:
De student:
10. Legt in eigen woorden uit hoe de diagnose van dementie kan worden gesteld.
11. Legt in eigen woorden uit waar de behandeling bij dementie uit bestaat .
12. Legt in eigen woorden uit wat Korsakov is en wat het verschil hiervan is met andere vormen van dementie.

Subleerdoelen week 5:
De student:
13. Legt in eigen woorden uit wat een depressie is.
14. Legt in eigen woorden uit wat een delier is.
15. Benoemt vijf risicofactoren voor het krijgen van een delier.
16. Benoemt vier uitlokkende factoren voor het krijgen van een delier.
17. Benoemt zes symptomen van een delier.
18. Benoemt drie vragen om een patiënt op delier te screenen.
19. Benoemt vier verschillen tussen een delier en dementie.


Slide 4 - Slide

timer
2:00
Ouderdoms-
verschijnselen

Slide 5 - Mind map

Ouderdomsverschijnselen
  • Toenemende slijtage
  • Toenemende vermoeidheid
  • Verbening van het kraakbeen
  • Vermindering van de elasticiteit
  • Afname beweeglijkheid van de gewrichten
  • Geheugen gaat achteruit
  • Verhoogde bloeddruk
  • Aanvallen van duizeligheid

Slide 6 - Slide

timer
2:00
Dementie

Slide 7 - Mind map

Dementie
Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen, waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes

De meest voorkomende vormen van dementie:
  • De ziekte van Alzheimer
  • Vasculaire dementie
  • Frontotemporale dementie (FTD) (Ziekte van Pick)
  • Lewy body dementie



Slide 8 - Slide

Dementie - verschijnselen
Karakter en/of gedragsveranderingen
Angst
Apathie, passiviteit
Agitatie, agressie 
Stemmingswisselingen, woede-aanvallen
Depressie
Wanen en hallucinaties
Ontremming, decorumverlies
Liegen
Weglopen, zwerven
Cognitieve stoornissen
Afasie = taalstoornis
Apraxie = problemen met volgorde handelingen
Agnosie = niet herkennen van personen, voorwerpen, geuren
Abstract denken = moeite met vooruit denken, spreekwoorden begrijpen, rekenen etc.
Beoordelingsvermogen = niet inzien wat wel en niet kan


Desoriëntatie
Tijd
Plaats
Persoon

Slide 9 - Slide

Beginnende en milde dementie
Matige tot ernstige 
dementie
Ernstige
dementie
Zeer ernstige dementie
Beginnende en 
milde dementie
Matige tot 
ernstige dementie
Ernstige 
dementie
Zeer ernstige
dementie
Begeleidingsbehoeftige fase
Verzorgings-
behoeftige fase
Verplegings-
behoeftige fase
Verplegings-
behoeftige fase
"Bedreigde ik"
"Verdwaalde ik"
"Verborgen ik"
"Verzonken ik"

Slide 10 - Drag question

Dementie - fasen

Slide 11 - Slide

De meest voorkomende vorm van dementie is .....
A
De ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Lewy body dementie
D
Frontotemporale dementie

Slide 12 - Quiz

Welk verschijnsel
vertoont deze meneer?
A
Afasie
B
Apraxie
C
Agnosie
D
Agressie

Slide 13 - Quiz

Mevrouw de Vries heeft dementie. Zij heeft steeds meer moeite om zelfs de simpelste dingen te onthouden. Sinds enkele dagen heeft zij ook moeite met het smeren van een boterham. Met haar spieren is er niets aan de hand. Ze kan aangeleerde handelingen niet langer goed uitvoeren.

Vraag: Hoe wordt deze stoornis in het uitvoeren van aangeleerde handelingen genoemd?
A
Afasie
B
Apraxie
C
Agnosie
D
Amusculi

Slide 14 - Quiz

Dementie kan hallucinaties of wanen veroorzaken. Er zijn echter nog meer dingen die hallucinaties of wanen kunnen uitlokken bij zorgvragers.

Wat is een andere veroorzaker van hallucinaties of wanen bij zorgvragers?
A
Slechte voeding
B
Erg goed gehoor
C
Koorts
D
Paracetamol

Slide 15 - Quiz

Zorgvragers met dementie kunnen last krijgen van ontremming.

..... is een symptoom van ontremming.
A
Rustig in een hoekje zitten
B
Lachen om een grap
C
Huilen bij het overlijden van een vriend
D
Schelden

Slide 16 - Quiz

Sommige mensen met dementie herkennen
personen, voorwerpen en geuren niet meer,
ondanks goed werkende zintuigen.

Hoe wordt dit symptoom genoemd?
A
Agnosie
B
Afasie
C
Apraxie
D
Apersonie

Slide 17 - Quiz

Hoe wordt het genoemd als iemand zich niet meer netjes gedraagt en zijn manieren verliest door dementie?
A
Manierenverlies
B
Decorumverlies
C
Waardenverlies
D
Formatieverlies

Slide 18 - Quiz

Stelling:
Een van de eerste verschijnselen van een dementie is de aantasting van het .....
A
Kortetermijngeheugen
B
Langetermijngeheugen
C
Oriëntatievermogen
D
Spraakvermogen

Slide 19 - Quiz

Bij zorgvragers met dementie komt een depressie regelmatig voor. Wat is een depressie?
A
een stemmingsstoornis gekenmerkt door gebrek aan levenslust of een zwaar terneergeslagen stemming
B
een gedragsstoornis waarbij iemand zich afzondert
C
een geheugenstoornis waarbij iemand zich recente gebeurtenissen niet kan herinneren
D
een zintuiglijke stoornis waarbij het gevoel verminderd waargenomen wordt.

Slide 20 - Quiz

Dementie

Slide 21 - Slide

Alzheimer
Vasulaire dementie
Frontotemporale dementie
Lewy body dementie
timer
3:00
Alzheimer
Vasculaire dementie
Frontotemporale dementie
Lewy body dementie
Oorzaak: Eiwitophopingen en atrofie

Oorzaak: Bloedvoorziening in de hersenen verstoord

Oorzaak: Abnormale eiwitaanslagen

Oorzaak:  afsterven van hersencellen in voorhoofds-  en slaapbeenkwab. 25-40% genetisch

Begint meestal na 70e levensjaar
Geleidelijke achteruit; in handelen, spreken, spontane activiteiten en beweging.
En geheugenverlies
Verlies interesse, inzicht.
Afhankelijk van de gebieden die getroffen zijn.
In ver stadium, alle kenmerken net als bij Alzheimer.

Wisselende verwardheid en hallucinaties.
Loopstoornissen (Parkinson)
Geheugen en oriëntatie stoornissen
Wisselende aandacht en concentratie, onrust.
Begint op jongen leeftijd (50-60)
Persoonlijkheidsveranderingen
Tegen vreemde mensen praten en rare opmerkingen
Onbeleefd, egoïstisch, agressief.
Spraakproblemen
slikproblemen

Slide 22 - Drag question

De zorgvrager met Lewy Body dementie krijgt met name last van geheugenstoornissen, slaapstoornissen, problemen met de aandacht en de concentratie, hallucinaties, wanen en onrust. Daarnaast hebben zij symptomen die vergelijkbaar zijn met een andere ziekte.

Met welke ziekte zijn de andere symptomen van Lewy Body dementie vergelijkbaar?
A
Multipele Sclerose
B
Ziekte van Parkinson
C
Diabetische Neuropathie
D
Cerebrovasculair Accident, CVA

Slide 23 - Quiz

Dementie
  • Hoe wordt de diagnose gesteld?
  • Waaruit bestaat de behandeling?

Slide 24 - Slide

Syndroom van Korsakov

Slide 25 - Slide

Korsakov kan een gevolg zijn van een alcoholverslaving. Mensen met Korsakov hebben een tekort aan...
A
IJzer
B
Vitamine B1
C
Cafeïne
D
Mineralen

Slide 26 - Quiz

Een verschijnsel bij Korsakov kan zijn dat iemand gaat confabuleren. Wat betekent confabuleren?
A
De normen en waarden van iemand verdwijnen
B
De zorgvrager vertelt hele verhalen die niet juist zijn
C
Stemmingsproblemen, bijvoorbeeld lusteloosheid, onverschilligheid en verlies van initiatief
D
Hyperactief, bijvoorbeeld steeds dezelfde karweitjes doen

Slide 27 - Quiz

Syndroom van Korsakov
Wat is het verschil met dementie?

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Delier
  • Een delier is verwardheid die binnen
      enkele uren tot dagen ontstaat


  • Iemand met een delier kan opgewonden
      en onrustig zijn. Of juist stil en terug-
      getrokken.

  • Een delier kan ontstaan door een ziekte,
      een operatie, een ongeval of  medicijnen


  • Altijd een lichamelijke oorzaak!



Slide 30 - Slide

timer
2:00
Symptomen delier

Slide 31 - Mind map

Slide 32 - Slide

Delier en Dementie: verschillen

Slide 33 - Slide

Zijn zorgvragers met dementie een doelgroep waarmee jij in de toekomst graag zou willen werken?
0100

Slide 34 - Poll

Afsluiting
Doen in de resterende lestijd en na de les:
  • uitwerken leerdoelen uit de LOEP
  • voorbereiden voor de volgende les door:
  1. de PowerPoint in Teams te bekijken/ beluisteren
                         en
    2. in Expertcolleges het certificaat te
         behalen van de module 
 "Diabetes
         Mellitus" Dit certificaat lever je weer in via
         de opdracht die klaarstaat in Teams


Slide 35 - Slide