This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
4B Thema 7
Basisstof 5: Afweer
(blz. 139-142)
Slide 1 - Slide
VORIGE LES: Waar liggen de haarspiertjes?
A
in de opperhuid
B
in de lederhuid
C
in het onderhuids bindweefsel
Slide 2 - Quiz
VORIGE LES: Waar liggen de talgklieren?
A
in de opperhuid
B
in de lederhuid
C
in het onderhuids bindweefsel
Slide 3 - Quiz
VORIGE LES: Waarvoor dient pigment?
A
je wordt er mooi bruin van
B
het voorkomt huidkanker
C
je kunt eraan zien waar je vandaan komt
D
je kunt daardoor beter tegen de warmte
Slide 4 - Quiz
VORIGE LES: Waardoor wordt je via je huid tegen bacteriën beschermd?
A
alleen door talg
B
alleen door zweet
C
alleen door de hoornlaag
D
zowel door talg als door zweet en de hoornlaag
Slide 5 - Quiz
VORIGE LES: Wanneer staan de haartjes overeind?
A
als je het koud hebt
B
als je het warm hebt
C
altijd
D
nooit
Slide 6 - Quiz
4B Thema 7
Basisstof 5: Afweer
(blz. 139-142)
Leerdoelen:
Je leert wat een infectie is en hoe je lichaam je daartegen beschermt. Je leert ook wat immuun zijn betekent, hoe een vaccinatie werkt en het verschil tussen actieve en passieve immuniteit.
Slide 7 - Slide
Infectieziekten
lichaamsvreemde stoffen
besmetting
infectie
algemene afweer: ontsteking
koorts
Slide 8 - Slide
Ziekteverwekkers:
bacteriën, virussen,
schimmels, parasieten.
specifieke afweer:
antigenen
witte bloedcellen
antistoffen
Slide 9 - Slide
specifieke afweer:
antigenen
witte bloedcellen
antistoffen
Ziekteverwekkers:
bacteriën, virussen,
schimmels, parasieten.
Slide 10 - Slide
Specifieke afweerreactie:
Slide 11 - Slide
Specifieke afweerreactie:
Slide 12 - Slide
Specifieke afweerreactie:
Slide 13 - Slide
Specifieke afweerreactie:
Slide 14 - Slide
Natuurlijke immuniteit
Antistoffen zijn specifiek en kunnen dus maar één type ziekteverwekker onschadelijk maken!
Let op:
Slide 15 - Slide
Kunstmatige immuniteit
Het lichaam maakt zelf de antistoffen
Actieve immunisatie:
Passieve immunisatie:
Het lichaam krijgt kant-en-klare antistoffen (bijvoorbeeld via borstvoeding of een serum)
Een vaccin bevat verzwakte ziekteverwekkers of antigenen van ziekteverwekkers (bijv. viruseiwitten)
Slide 16 - Slide
Welke begrip kun je nog niet zelf uitleggen?
Slide 17 - Poll
Wat betekent infectie?
A
er is een ziekteverwekker binnengekomen
B
je bent ziek geworden
C
je maakt antistoffen
D
je maakt antigenen
Slide 18 - Quiz
Wat zijn antigenen?
A
eiwitten op ziekteverwekkers
B
eiwitten die ziekteverwekkers onschadelijk maken
Slide 19 - Quiz
Welke cel maakt antistoffen?
A
een binnengedrongen ziekteverwekker
B
een witte bloedcel
C
een rode bloedcel
D
een bloedplaatje
Slide 20 - Quiz
Als je ziekt bent geweest en weer beter geworden, ben je...
A
passief immuun geworden
B
actief immuun geworden
Slide 21 - Quiz
Door een vaccinatie tegen corona word je...
A
actief immuun
B
passief immuun
Slide 22 - Quiz
Welke grafiek hoort bij de hoeveelheid antistoffen in je bloed na toediening van een serum?
A
B
Slide 23 - Quiz
Ik heb de leerdoelen van basisstof 4 nu helemaal onder de knie