3.2 Crisis en Ontevredenheid

Check vorige les:
Welke ideologie (gedachtegoed) had de Sovjet Unie?
A
Communisme
B
Kapitalisme
C
Nationalisme
D
Fascisme
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Check vorige les:
Welke ideologie (gedachtegoed) had de Sovjet Unie?
A
Communisme
B
Kapitalisme
C
Nationalisme
D
Fascisme

Slide 1 - Quiz

Hieronder staan vijf uitspraken over economie.

Welke twee uitspraken horen bij de economie van de Sovjet-Unie in de periode 1930-1940? Sleep die nummers naar het vak. 
Economie van de Sovjet-Unie in de periode 1930-1940
De productie wordt vastgesteld door een plan van de regering.
De regering bepaalt de prijs van een aantal belangrijke producten.
Het aanbod van goederen wordt bepaald door de vraag van de
consument.
Het doel van productie is het maken van winst.
Natuurlijke hulpbronnen, zoals olie, zijn in handen van privébedrijven.

Slide 2 - Drag question

Communisme
Kapitalisme
Bezit
Lonen
Doel
Land
Verenigde Staten
Iedereen verdient evenveel
Goed bestaan voor iedereen
Ondernemer verdient meer dan arbeider
Sovjet Unie
Fabrieken zijn eigendom van de staat
Fabrieken zijn eigendom van ondernemers
Zo veel mogelijk winst maken

Slide 3 - Drag question

Wie regeerde voor Stalin over de Sovjet-Unie?
A
Gorbatsjov
B
Lenin
C
Tsaar Nicholaas II
D
Chroesjtsjov

Slide 4 - Quiz

Sleep de 4 gebeurtenissen in de juiste volgorde. Doe dit van hoog naar laag. Bovenaan de eerste gebeurtenis, onderaan de laatste.
De Russische Revolutie
Moord op Franz-Ferdinand
De Frans-Duitse Oorlog
De Vrede van Versailles

Slide 5 - Drag question

3.2 Crisis en Ontevredenheid

Slide 6 - Slide

doelen
-Je weet wat de republiek van Weimar is
-Kan de Dolksteeklegende uitleggen
-Je kent de mislukte staatgreep van Hitler.
-Weet wat het Dawesplan is
-kan uitleggen dat er een wereldcrisis ontstaat in 1929 in de VS
-Je weet wat fascisme is en weet wat de kenmerken ervan zijn

Slide 7 - Slide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
  • Eerste democratie in Duitsland: Republiek van Weimar (1919)
  • Verlies van de oorlog komt hard aan, zowel emotioneel als economisch.
  • Dolkstootlegende: idee dat Duitsland zou zijn verraden tijdens de Eerste Wereldoorlog door joden, communisten en socialisten => wordt bijvoorbeeld door Hitler gebruikt

Slide 8 - Slide

Economische problemen
  • De herstelbetalingen drukten zwaar op de Duitse economie
  • In 1923 kon de Weimar regering niet betalen
  • Frankrijk en België bezetten daarop het Ruhrgebied (industriegebied) => dit mocht volgens het Verdrag van Versailles

Slide 9 - Slide

Hyperinflatie
  • Als reactie op de bezetting van het Ruhrgebied liet de Duitse regering geld bijdrukken....
  • Dezelfde hoeveelheid goud werd nu vertegenwoordigd door meer bankbiljetten => het geld werd daardoor snel heel veel minder waard => hyperinflatie

Slide 10 - Slide

Prijzen voor 1 kilo brood (1923)
December 1921:                        4 Mark 
December 1922:                       163 Mark 
Januari 1923:                              250 Mark 
April 1923:                                   474 Mark 
Augustus 1923:                          69.000 Mark 
November 1923:                        201.000.000.000 Mark

Slide 11 - Slide

1923 Hitlers Bierkellerputsch
  • In deze chaos probeert Hitler een staatsgreep te plegen, dit mislukt.
  • De poging wordt Bierkellerputsch genoemd (begon in een kroeg = keller) 
  • Hitler wordt gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. 
  • In de gevangenis schrijft hij het boek 'Mein Kampf'

Slide 12 - Slide

Dawesplan
Dawes-plan

Slide 13 - Slide

Duitsland 
1924-1929

  • Politiek en economisch gaat het beter met het land
  • Duitsland is in 1926 lid van de Volkenbond geworden
  • De Amerikanen steunen de Duitse economie met het Dawesplan
  • De Duitse bevolking krijgt weer wat vertrouwen...

Slide 14 - Slide

Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.

Slide 15 - Quiz

Beurskrach
VS verdiende veel geld aan WO I => de Amerikaanse economie groeit => Amerikanen verwachten dat de economie blijft groeien, ook na WO I => mensen kopen veel aandelen => mensen lenen geld om aandelen te kopen....

maar eigenlijk is de vraag naar producten al een tijdje aan het dalen en hebben bedrijven overschotten....

Slide 16 - Slide

Zwarte donderdag
Op 24 oktober 1929 barstte de zeepbel: het vertrouwen was weg. Begin van de econmische crisis 
  • Mensen verkochten massaal hun aandelen => inklappen aandelenkoersen 
  • Iedereen nam hun spaargeld op 
  • Banken storten hierdoor in en verdween veel spaargeld van de gewone bevolking 
  • Enorme Werkloosheid 

Slide 17 - Slide

Gevolgen
  • Overal in de wereld te merken 
  • De VS kocht niks meer in het buitenland 
  • Het Dawesplan werd direct gestopt
  • Ineenstorting internationale geldmarkt 
  • Wereldwijde werkloosheid 

Slide 18 - Slide

Een crisis is moeilijk om uit te komen...

Slide 19 - Slide

Duitsland zwaar getroffen
  • Leningen van het Dawesplan aan Duitsland komen stil te liggen
  • Hierdoor steeg de werkloosheid met name in de grote Duitse steden (Bijna 30%) 
  • Hierdoor kreeg de NSDAP van Hitler de kans om aan de macht te komen 

Slide 20 - Slide


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreem-rechts genoemd


Slide 21 - Slide


Benito Mussolini


Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, 
en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 24 - Slide

Kenmerken van fascisme (1)


  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)

Slide 25 - Slide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste)


Slide 26 - Slide

Kenmerken van fascisme (3)


  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

Slide 27 - Slide

Wat hoort bij 'fascisme'?
A
gelijkheid
B
veel kletsen met politici
C
sterke leider
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 28 - Quiz

Waar hoort het volgende kenmerk bij:
Iedereen is gelijk
A
Communisme
B
Fascisme

Slide 29 - Quiz

Welke opdracht van het huiswerk (3.1) vond je lastig ?

Slide 30 - Open question