This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Ontdek het lijdend voorwerp!
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat het lijdend voorwerp is en hoe je het kunt vinden in een zin.
Slide 2 - Slide
Wat weet je al over het lijdend voorwerp?
Slide 3 - Mind map
Wat is een lijdend voorwerp?
Een lijdend voorwerp is het voorwerp in een zin waarop de actie van het werkwoord wordt uitgevoerd.
Slide 4 - Slide
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Om het lijdend voorwerp te vinden, kun je de vraag stellen 'Wat/wie + werkwoord + onderwerp?' Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.
Slide 5 - Slide
Voorbeeldzinnen
De hond eet zijn brokjes. De leerling maakt haar huiswerk. De vogel bouwt een nestje.
Slide 6 - Slide
Meewerkend voorwerp
Soms wordt het lijdend voorwerp voorafgegaan door een meewerkend voorwerp. Dit is het voorwerp waarvoor de actie wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld: 'Ik geef mijn zus een cadeau.' Mijn zus is het meewerkend voorwerp en een cadeau is het lijdend voorwerp.
Slide 7 - Slide
Oefening 1
Zoek het lijdend voorwerp in de volgende zinnen: 1. De kat drinkt melk. 2. De leraar geeft de leerling een boek. 3. De kinderen spelen buiten.
Slide 8 - Slide
Oefening 2
Schrijf zelf drie zinnen met een lijdend voorwerp en controleer bij een medestudent of je het lijdend voorwerp correct hebt aangewezen.
Slide 9 - Slide
Samenvatting
Het lijdend voorwerp is het voorwerp in een zin waarop de actie van het werkwoord wordt uitgevoerd. Om het lijdend voorwerp te vinden, kun je de vraag stellen 'Wat/wie + werkwoord + onderwerp?'
Slide 10 - Slide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open question
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open question
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.