This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Nederlands les 8
Slide 1 - Slide
Noteer in een paar steekwoorden wat je hebt onthouden van de vorige les.
Slide 2 - Open question
zakelijke correspondentie
Slide 3 - Slide
Doel van de les
Je weet wat het verschil is tussen formele en informele taal;
Je kent de opbouw van een zakelijke e-mail;
Wat komt er in je e-mail?
Je kunt het onderwerp van een zakelijke e-mail formuleren.
Slide 4 - Slide
Voorbeelden van een zakelijke brief of e-mail, thuis of op je werk?
Slide 5 - Mind map
Formele taal
Wat? - Taal die je gebruikt in zakelijke, serieuze situaties.
Wanneer? - als je praat of schrijft met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn, in een zakelijke situatie.
Slide 6 - Slide
Formele taal - hoe?
duidelijk
kort en bondig - geen overbodige informatie
beleefd: respect voor de lezer, nette woorden, meestal 'u'
foutloos: spelling, leestekens en zinsbouw zijn correct
Slide 7 - Slide
Informele taal
in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’.
als je een berichtje schrijft naar vrienden of bekenden. In persoonlijke situaties dus.
spreektaal mag
Het betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.
Slide 8 - Slide
Welk woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk
Slide 9 - Quiz
Horen de woorden/ zinnetjes in een persoonlijke of in een zakelijke e-mail?
Zet ze in het juiste rijtje. De rijtjes worden even lang.
Zakelijke brief
Persoonlijke brief
Beste
Geachte
Alvast bedankt
Bij voorbaat dank
Jammer genoeg
Tot mijn spijt
Groetjes
Met vriendelijke groet
Gauw
Spoedig
Slide 10 - Drag question
e-mail: digitaal verstuurd
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Wat is een juiste aanhef bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen
Slide 15 - Quiz
Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Houdoe!
D
Later!
Slide 16 - Quiz
onderwerp van een e-mail
Schrijf boven je e-mail altijd waar het over gaat: het onderwerp.
Dat doe je met één of een paar woorden.
Slide 17 - Slide
Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt. Wat zet je bij 'onderwerp' boven je e-mail?
Slide 18 - Open question
Je wilt voor een schoolopdracht informatie over gezonde voeding. Je stuurt een e-mail aan het voedingscentrum. Wat zet je als onderwerp boven je e-mail?
Slide 19 - Open question
Waar moet je aan denken voordat je gaat schrijven?
Bedenk waar je brief of e-mail over gaat: het onderwerp
Bedenk aan wie je het stuurt en waarom: welk schrijfdoel?
Moet je formeel of informeel schrijven?
Bedenk hoe een goede e-mail of brief eruit ziet:
Begin nooit met 'Ik' in de inleiding
Inleiding, kern en slot
Maak alinea's
Blijf altijd netjes en beleefd
Slide 20 - Slide
Welke aanhef is helemaal goed?
A
Hoi mevrouw,
B
Geachte C. de Waart,
C
Beste Mevrouw De Waart
D
Geachte mevrouw De Waart,
Slide 21 - Quiz
En nu: de inhoud
Wat komt er in je e-mail?
Hoe schrijf je dat netjes op?
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Inleiding: Formeel beginnen. Liever niet met IK.
Beschrijf hier waarom je de brief of e-mail gaat schrijven ( de aanleiding) Maak duidelijk wie je bent en waarom je schrijft.
Middenstuk= kern:
Hier geef je alle informatie. Je kunt het ook opdelen in twee alinea’s! Zorg dat het overzichtelijk blijft!
Slot: Je geeft hier aan wat je wil bereiken. ( Uitnodigen?, Geld terug? Enzovoort)
Slotzin: Bedanken voor het lezen en netjes vragen om een reactie.
Slide 24 - Slide
1
2
3
4
5
6
slot
inleiding
kern
aanhef
afsluiting
Slide 25 - Drag question
Slide 26 - Slide
itslearning
Samen de opdracht bekijken;
De beoordelingsrubric bekijken;
Hoe lever je in? Antwoordblad downloaden en op eigen laptop opslaan.