Extra opdrachten A5, A10, zinnen en voorwerpen

Bonjour !
Bonjour
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour !
Bonjour

Slide 1 - Slide

Extra opdracht A5
het bijvoeglijk naamwoord - l' adjectif

Slide 2 - Slide

Ma grand-mère est une .... dame (oud)

Slide 3 - Open question

Mon voisin est un ... grand-père (oud)

Slide 4 - Open question

Mon voisin est un ... homme (oud)

Slide 5 - Open question

Zenzy et Lara sont des filles ... (sportieve)

Slide 6 - Open question

La fille porte une ... robe rouge (mooi)

Slide 7 - Open question

La fille porte une belle robe ... (wit)

Slide 8 - Open question

Ranja est une fille toujours très ... (gelukkig)

Slide 9 - Open question

Le tigre a une ... queue (lang)

Slide 10 - Open question

Jonas et Coda sont des ... élèves à PNC (nieuw)

Slide 11 - Open question

Opdracht A10
Le pluriel des exceptions.

Zet de hele zin in het meervoud.

Slide 12 - Slide

La fille a un nouvel animal.

Slide 13 - Open question

Le grand cadeau est cher.

Slide 14 - Open question

Le bus blanc est petit.

Slide 15 - Open question

De zinnen/ les phrases

Slide 16 - Slide

Fay heeft blond en steil haar.

Slide 17 - Open question

derrière
à gauche de
à côté de
devant
en face de
sur
entre
sous
à droite de
dans
onder
op
in
voor
achter
tussen
naast
tegenover
rechts van
links van

Slide 18 - Drag question

het bezittelijk voornaamwoord
mannelijk     vrouwelijk     meervoud
mon                ma               mes
ton                   ta                tes
son                   sa               ses


Slide 19 - Slide

het bezittelijk voornaamwoord
Pas op! In het Frans kijk je naar het zelfstandig naamwoord na het bezittelijk voornaamwoord, om te weten of dat mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
"moeder" is een vrouwelijk woord = la mère.
dus "mijn moeder" vertaal jij door "ma mère". 

Slide 20 - Slide

Links van het metrostation staat zijn zus.

Slide 21 - Open question

Opdracht voorwerpen
Décris un objet.

Beschrijf een voorwerp: vorm, materiaal, gewicht, etc.

Slide 22 - Slide

Exemple / voorbeeld
C' est une fontaine. 
Elle est grise.
Elle est lourde / elle pèse lourd.
Elle est grande.
Elle est verticale.
Note : "une" fontaine is een vrouwelijk woord, daardoor gebruik jij "elle".

Slide 23 - Slide

Exemple / voorbeeld
C' est un collier. 
Il est en métal.
Il est rond. Il est gris.
Il est beau. Il est lourd.

Note: "un" collier is een mannelijk woord. Daardoor gebruik jij 
"il". 

Slide 24 - Slide