HV1 Werkwoordspelling 4, herhaling voorgaande lessen en uitleg infinitief

HV1 Werkwoordspelling 4, herhaling voorgaande lessen en uitleg infinitief
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

HV1 Werkwoordspelling 4, herhaling voorgaande lessen en uitleg infinitief

Slide 1 - Slide

Leerdoelen herhalen
  • je kan de persoonsvorm herkennen in een zin;
  • je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven;
  • je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden;
  • je weet hoe je sterke en zwakke werkwoorden in de verleden tijd spelt;
  • je kan het voltooid deelwoord herkennen en spellen;
  • je weet hoe je 'T eX-KoFSCHiP kan gebruiken;
  • je kan het tegenwoordig deelwoord herkennen en spellen;
  • je kan het infinitief herkennen en spellen.


Slide 2 - Slide

Wat hebben jullie inmiddels geleerd over werkwoordspelling?


Noem alle onderdelen op wat er behandeld is in de voorgaande lessen en leg het eens uit!

Slide 3 - Slide

Wat weten we nog?
  • Hoe kan je de persoonsvorm vinden?
  • Wat zijn de regels voor de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
  • Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
  • Wat zijn de regels voor de persoonsvorm in de verleden tijd?
  • Wat zijn de regels voor het voltooid deelwoord?
  • Leg 'T eX-KoFSCHiP eens uit?
  • Wat is het tegenwoordig deelwoord en hoe noemen we dit ook?
  • Nu jullie dit weten gaan we het laatste onderdeel bespreken!


Slide 4 - Slide

Het infinitief
Het infinitief wordt ook wel het hele werkwoord genoemd.

Let op! Niet alle hele werkwoorden in een zin zijn een infinitief.

Een infinitief wordt altijd gecombineerd met een persoonsvorm. 

Slide 5 - Slide

Enkele voorbeelden
De bakker wil vandaag honderd broden bakken.

Ik ga straks leren voor de toets.

Hij zag zijn fiets in de fietsenstalling staan.

Wij willen graag iets vertellen.


Slide 6 - Slide

Welke zin heeft een infinitief?
1. De voetballers lopen allemaal voor het doel.
2. De tandarts wil de kies trekken.
A
zin 1
B
zin 2

Slide 7 - Quiz

Welk woord is het infinitief?
Morgen gaan we een hele marathon lopen.
A
gaan
B
hele
C
lopen
D
gaan lopen

Slide 8 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Tijdproef/getalproef
B
Wie/wat + onderwerp
C
Wie staat in de zin
D
Wie/wat + WWG

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Morgenavond hebben alle ouders een voorlichtingsavond van school.
A
alle
B
van
C
hebben
D
school

Slide 10 - Quiz

Welke spelling is juist?
Ze hebben gisteravond wel 10 kilometer (fietsen).
A
fiets
B
fietsten
C
gefietsdt
D
gefietst

Slide 11 - Quiz

Welke zin is correct?
1. Redt de hond uit het water!
2. Red de hond uit het water!
A
zin 1
B
zin 2

Slide 12 - Quiz

Welke vorm werkwoord vind je in de zin (lachend)?

Lachend nam hij het boek in ontvangst.
A
Voltooid deelwoord
B
Infinitief
C
Persoonsvorm
D
Tegenwoordig deelwoord

Slide 13 - Quiz

Geef een ander woord voor tegenwoordig deelwoord!

Slide 14 - Open question

Leerdoelen herhalen
  • je kan de persoonsvorm herkennen in een zin;
  • je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven;
  • je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden;
  • je weet hoe je sterke en zwakke werkwoorden in de verleden tijd spelt;
  • je kan het voltooid deelwoord herkennen en spellen;
  • je weet hoe je 'T eX-KoFSCHiP kan gebruiken;
  • je kan het tegenwoordig deelwoord herkennen en spellen;
  • je kan het infinitief herkennen en spellen.


Slide 15 - Slide

Is de lesstof duidelijk en kunnen jullie hiermee aan de slag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Opdrachten
Jullie krijgen een oefenblad.

Hier gaan jullie mee aan de slag. Als je het af hebt lever je het in via Teams.

Heb je het tijdens de les af, dan heb je geen huiswerk. Heb je het niet af, dan is het huiswerk. Volgende les gaan we nakijken en bespreken.
Heb je het tijdens de les af, dan kom je even bij me.

Slide 17 - Slide