Leesvaardigheid

1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leesvaardigheid 

Slide 2 - Slide

Ken je een woord niet?
- lees een stukje terug of verder, soms wordt het woord uitgelegd of kan je het uit de context raden.
- kijk of je een deel van het woord herkent, hier kan je soms de betekenis uit afleiden.
- zoek het woord op in een woordenboek, Let op dat je altijd de zin opnieuw leest om te controleren of jouw gevonden vertaling klopt in het verhaal.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Stappenplan
  1. Houd de tijd in de gaten.
  2. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  3. Wat weet je al van het onderwerp?
  4. Lees de hele tekst door.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.

Slide 5 - Slide

stappenplan
  1. Lees alinea voor alinea - examenvragen.
  2. Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
  3. Bevatten deze een aanwijzing?
  4. Wat is jouw eigen antwoord?
  5. Kies het antwoord wat het dichtste bij jouw eigen antwoord ligt.
  6. Open vragen kort en bondig beantwoorden

Slide 6 - Slide

Soort vragen
  • meerkeuzevragen
  • open vragen
  • gatenteksten


  • juist/onjuist vragen
  • zoekvragen
  • woordenboekgebruik
  • linking words
  • adviezen

Slide 7 - Slide

Meerkeuze vragen
  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.



Slide 8 - Slide

Meerkeuze vragen
  1. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte). 
  2. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc. 
  3. Wat is je eigen antwoord? 
  4. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt. 
  5. Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord. 
  6. Komt  het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord? 
    7. Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg door de kernwoorden in de antwoorden te benoemen.

Slide 9 - Slide

 Open vragen

  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.





Slide 10 - Slide

open vragen
  1. Lees de vraag en de bijbehorende alinea. 
  2. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. 
  3. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc. 
  4. Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat.. 
  5. Formuleer duidelijk 
  6. Beantwoord de vraag altijd in het Nederlands, behalve bij : citeer

Slide 11 - Slide

Woordenboek

  1. Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden.

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
  3. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  4. Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link