A: Chloride-ionen hebben de formule Cl
-. Dit kun je aan de verhoudingsformule van het zout niet zien, dit zul je moeten leren. Gebruik daarvoor tabel 4.4 in het boek.
B: Hoewel een oplosvergelijking wel met water te maken heeft, komt water zelf er niet in voor. Ook best logisch als je deze reactievergelijking ziet: voor en na de pijl staat hetzelfde H2O, die reageert dus niet.
C: correct.
D: CuCl2 is een zout. Een zout dat oplost in water, valt in losse ionen uiteen.
De notatie "X (s) ⟶ X (aq)" geldt alleen voor moleculaire stoffen die oplossen in water, zoals suiker.