1.Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus
Slide 15 - Quiz
2.Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi
Slide 16 - Quiz
3.Kijk het filmpje. 1. Welke gedragsregels overtreedt Mies? 2. Wat zou Mies anders kunnen doen? 3. Als we allemaal zo zouden reageren als Mies wat zou er dan gebeuren in een land?
Slide 17 - Open question
4.Welke stelling is juist?
1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.
2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 18 - Quiz
5.Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving
Slide 19 - Quiz
6.Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school
Slide 20 - Quiz
7.Welke stelling is juist?
1. Bij maatschappijleer bereid je je voor op deelname aan de samenleving.
2. Maatschappijleer sluit goed aan bij opleidingen in de zorg en bij de politie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 21 - Quiz
8. Wat hoop jij te leren bij maatschappijleer?
Slide 22 - Open question
9. Waar kijk je tegenop bij dit vak?
Slide 23 - Open question
10. Zijn er onderwerpen waar je het graag over wilt hebben bij dit vak?