Herhaling Gramma runit 5

Herhaling Grammar unit 5
Klassen 2A en 2B
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling Grammar unit 5
Klassen 2A en 2B

Slide 1 - Slide

Plan
  • Past simple 
  • Present perfect
  • PP Ontkennend/vragend
  •  Woordvolgorde
  • Werkblad

Slide 2 - Slide

Past simple (verleden tijd)
  • Regel--> ww+ ed (play wordt played)
  • Let op! -y- wordt -ie- (try-tried niet tryed)
  • Let op! eindigt op e? dan alleen +d (move wordt moved).
  • Let op! onregelmatige werkwoorden (blz. 162 verleden tijd uit je hoofd leren).
vb; make wordt made of tell wordt told etc...

Slide 3 - Slide

Past simple
1. I ________ my friend a secret (tell).
A
told
B
telld
C
telled
D
telling

Slide 4 - Quiz

Past simple
2. She_______ at the festival (dance)
A
danceed
B
danced
C
dances
D
dancing

Slide 5 - Quiz

Past simple
3. He_______ at the Jumbo (work)
A
works
B
working
C
worked
D
work

Slide 6 - Quiz

Maak opdracht 1

Slide 7 - Slide

Present perfect
Iets is gebeurd, maar niet belangrijk wanneer het was.
  • Regel --> Have/has + ww+ ed
  • Has alleen bij He/she/it

  • Let op! onregelmatige ww blz. 162 derde rijtje
  • vb: saw wordt seen en niet sawed. 

Slide 8 - Slide

Present perfect
1. She_______ to them (talk).
A
have talked
B
is talking
C
has talked
D
has talking

Slide 9 - Quiz

Present perfect.
2. I_______ friends on hbo max (saw).
A
have sawed
B
has seen
C
have saw
D
have seen

Slide 10 - Quiz

Maak opdracht 2

Slide 11 - Slide

Present perfect vragend/ontkenned
  • Regel vragend (?)--> have/has+NOT+ww+ed
  • vb; I haven't talked to them. 

  • Regel ontkennend (-) --> have/has vooraan 
  • vb: Haven't I talked to them?

Let op! onregelmatige werkwoorden (blz. 162 derde rijtje).

Slide 12 - Slide

Present perfect vragend (?)
1. _______ she_____ football? (play)
A
Has played
B
is playing
C
Have played
D
are playing

Slide 13 - Quiz

Present perfect ontkennend (-)
2. I_________ that show (watch).
A
have watched
B
hasn't watch
C
haven't watched
D
hasn't watched

Slide 14 - Quiz

Maak opdracht 3

Slide 15 - Slide

Woordvolgorde: BIJWOORDEN
Bijwoorden= geeft aan hoevaak iets gebeurt (always, never etc.)
  • 3 regels!
  • Regel 1: Bijwoorden staan VOOR het werkwoord.
  • vb; school always starts at 08:30. 
  • Regel 2: Bijwoorden staan NA am/are/is/was/were.
  • vb; Homework is sometimes boring.
  • Regel 3: Bijwoorden staan Na have/has.
  • vb; I have never seen this. 

Slide 16 - Slide

Bijwoorden
1. She is _______. (always)
A
late always
B
-
C
always late
D
-

Slide 17 - Quiz

Bijwoorden
2. He ________ played the piano (never).
A
have never
B
has never
C
never have
D
never has

Slide 18 - Quiz

Bijwoorden
3. She________ nice things to me (usually)
A
usually says
B
-
C
says usually
D
-

Slide 19 - Quiz

Maak opdracht 4

Slide 20 - Slide

Zijn er nog vragen?

Slide 21 - Open question

Wat kan je nu doen?
blz. 149 tot en met 151 
Alle grammatica doornemen.

Slide 22 - Slide