Kennis

In welke situatie is de rente niet aftrekbaar?
A
Een lineaire hypotheek, 30 jaar op 1-1-2014 afgesloten
B
Een aflossingsvrije hypotheek, 30 jaar op 31-12-2012 afgesloten
C
Een aflossingsvrije hypotheek van 2010 meegenomen naar een nieuw huis in 2015
D
Een aflossingsvrije hypotheek, 30 jaar op 10-10-2018 afgesloten.
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

In welke situatie is de rente niet aftrekbaar?
A
Een lineaire hypotheek, 30 jaar op 1-1-2014 afgesloten
B
Een aflossingsvrije hypotheek, 30 jaar op 31-12-2012 afgesloten
C
Een aflossingsvrije hypotheek van 2010 meegenomen naar een nieuw huis in 2015
D
Een aflossingsvrije hypotheek, 30 jaar op 10-10-2018 afgesloten.

Slide 1 - Quiz

Wat wordt niet belast in Box 3?
A
Een spaardeposito
B
Een beleggingsrekening
C
Een auto
D
Een tweede woning

Slide 2 - Quiz

Een check naar de kredietwaardigheid in het BKR gebeurt middels
A
EVA
B
VIS
C
CKI
D
SFH

Slide 3 - Quiz

Een identiteitsbewijs wordt gecontroleerd op echtheid middels
A
EVA
B
VIS
C
CKI
D
BKR

Slide 4 - Quiz

Een aanvrager wordt gecontroleerd op fraude middels
A
EVA
B
VIS
C
CKI
D
BKR

Slide 5 - Quiz

De afkorting SFH staat voor
A
Stichting Financiering Hypotheken
B
Samenwerkingsverband Financiering Hypotheken
C
Stichting Fraude Hulp
D
Stichting Fraude Hypotheken

Slide 6 - Quiz

Na hoeveel maanden betalingsachterstand moet dit geregistreerd worden bij een hypotheek?
A
twee maanden
B
drie maanden
C
vier maanden
D
zes maanden

Slide 7 - Quiz

Na hoeveel maanden betalingsachterstand moet dit geregistreerd worden bij een aflopend krediet?
A
twee maanden
B
drie maanden
C
vier maanden
D
zes maanden

Slide 8 - Quiz

Welk krediet past het beste bij:
'Regelmatig terugkerende (grote) kredietbehoefte'?
A
Doorlopend krediet
B
Debetstand betaalrekening
C
Creditcard
D
Persoonlijke lening

Slide 9 - Quiz

Wat is geen goede oplossing voor een 'Regelmatig terugkerende kleine kredietbehoefte'?
A
Doorlopend krediet
B
Debetstand betaalrekening
C
Rekening-courantkrediet
D
Creditcard

Slide 10 - Quiz

Wat is de beste oplossing voor een 'kredietbehoefte gekoppeld aan de gebruiksduur'?
A
Doorlopend krediet
B
Hypothecair krediet
C
Effectenkrediet
D
Persoonlijke lening

Slide 11 - Quiz

Bij welke kredietsoort speelt enkel het inkomen een rol in het meten van de maximale lening?
A
Hypothecair krediet
B
Doorlopend krediet
C
Belening levensverzekering
D
Effectenkrediet

Slide 12 - Quiz

Hoe lang moet het dossier voor een aanvraag wettelijk worden bewaard?
A
1 jaar
B
3 jaar
C
5 jaar
D
10 jaar

Slide 13 - Quiz

Wat is hét kenmerk van een goederenkrediet?
A
Je koopt er een huis mee
B
Je belegt het geld
C
Je leent geld door je spullen te verpanden
D
Je koopt zaken zonder direct te betalen

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen 'huurkoop' en de normale 'koop op afbetaling'?
A
Bij huurkoop huur je het eerst en koop je het later (zoals autolease)
B
Bij huurkoop wordt het product pas echt van jou bij de laatste betaling
C
Bij koop op afbetaling wordt het product pas echt van jou bij de laatste betaling
D
Bij huurkoop wordt je direct eigenaar, maar betaal je in termijnen

Slide 15 - Quiz

Wat is géén vorm van een geldkrediet?
A
Pandkrediet
B
Persoonlijke lening
C
Goederenkrediet
D
Effectenkrediet

Slide 16 - Quiz