Les 2 herhaling werkwoordspelling

Les 2 herhaling werkwoordspelling
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 2 herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Spel
  • Je krijgt een kaartje met een werkwoord.
  • Zoek klasgenoten die passen bij jouw werkwoord.
  • Ga bij elkaar staan als je je groepsgenoten hebt gevonden.

LET OP: Er zijn vijf groepen, maar niet elke groep is even groot.

Slide 2 - Slide

Doel van de les

  • Je kent het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
  • Je kunt persoonsvormen vinden in de zinnen.
  • Je kunt persoonsvormen op de juiste wijze vervoegen (tt en vt).
  • Je kunt vijf verschillende werkwoordsvormen herkennen en vinden in de zinnen.
  • Je kent de regels bij het vervoegen van alle werkwoordsvormen.

Slide 3 - Slide

Lesopbouw
Vandaag richten we ons op werkwoordspelling. We werken in drie groepen.
1. Leerlingen die uitleg krijgen en die samen gaan oefenen.
2. Leerlingen die een stuk van de uitleg volgen en daarna zelfstandig gaan oefenen in Kwizl.
3. Leerlingen die zelfstandig aan het werk gaan in Kwizl.

Slide 4 - Slide

4Ha
Groep 1:
Niels
Jasmijn
Diar
Finn IJ
Jelrik
Suzan
Omar
Yorinde
Bas
Lisa
Groep 2:
Femke
Michael
Rosalynn
Rick
Rosalie
Groep 3:
Laura
Nick
Finn H
Thom

Slide 5 - Slide

4Hc
Groep 1:
Floor Eef
Jurre
Rocco
Esmee K
Jula
Elnathan
Ilana
Groep 2:
Luna
Nena
Lukas
Esmee H
Rico
Angelina
Marieke
Suze
Erion
Bjorn
Groep 3:
Jordy
Floris
Timo
Ties

Slide 6 - Slide

4Hd
Groep 1:
Liza
Sarah
Martien
Mareine
Dion
Kyan
Angelique
Dana
Jenthe 
Noah
Marick
Annemijn
Groep 2:
Alexander
Meike
Delila
Felicia
Daphne
Sheryl
Groep 3: 
Micha
Elle-Mae

Slide 7 - Slide

Groep 3
In Kwizl staan verschillende opdrachten klaar:
  • Lezen theorie (Magister.learn) en daarna maken: Engelse werkwoorden in het Nederlands
  • Voltooid deelwoord vormen
  • Persoonsvorm of voltooid deelwoord
  • Werkwoordspelling toepassen 3

Je maakt wat je kunt maken in willekeurige volgorde. Het wordt hierna geen verplicht huiswerk, maar oefening baart kunst.

Slide 8 - Slide

Maak aantekeningen

Slide 9 - Slide

De werkwoordsvormen: pv
Een persoonsvorm is een werkwoord dat zich aanpast aan het onderwerp in de zin. Verander het onderwerp van ev naar mv of andersom.
Je kunt ook de tijd veranderen: Van tt naar vt of andersom.



Slide 10 - Slide

Persoonsvorm
De regel:

Neem de stam (ik-vorm) van het werkwoord.
Kijk om wie/ wat het gaat (onderwerp)
Vul lopen in.
Hoor je een -t, dan schrijf je een -t.
LET OP: Alleen -d werkwoorden krijgen dt.
Worden --> hij wordt

Slide 11 - Slide

Bijzondere vorm: imperatief
Dit is de gebiedende wijs van een zin. Je geeft een soort bevel, waarbij je het onderwerp niet noemt. Deze vorm staan meestal vooraan in de zin.

Pak je schrift!
Ga eruit!
Regel: ik-vorm

Slide 12 - Slide

persoonsvorm vt
Regel:
Enkelvoud: Stam + te/ stam + de
Meervoud: Stam + ten/ stam + den

Maak het langer, dan hoor je het vaak.
Is dat niet zo: -en (stam) en dan kijk je naar de laatste letter van de stam.
Klankhebbend --> d
Klankloos --> t ('t ex kofschip)

Verhuizen --> verhuiz --> verhuisde
Verven --> verv --> verfde

Slide 13 - Slide

Wat zijn de persoonsvormen in de zin?
Als uiteindelijk de Nederlander het contract heeft ondertekend, geeft hij dit met zijn linkerhand aan de Arabier en gaat hij tevreden onderuit zitten met zijn benen over elkaar.

Slide 14 - Slide

andere werkwoordsvormen: voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord geeft aan dat de handeling al is voltooid, is afgerond.

Een voltooid deelwoord is de vorm van het werkwoord die je krijgt als je er ik heb of ik ben voor zet. Als je denkt met een voltooid deelwoord te maken te hebben, moet je in de buurt één van de drie volgende hulpwerkwoorden kunnen vinden: hebben, zijn of worden.
Een voltooid deelwoord vorm je met het voorvoegsel ge-. Begint een werkwoord al met een voorvoegsel (ge- be- her- ver- ont- er-) dan komt er meestal geen bij.

Ik ben begonnen, ik heb verzonnen, ik heb herkend, ik heb onthouden, ik ben geweest.

Slide 15 - Slide

Regel VD
Maak het werkwoord langer:
of een -d of een -t of -en

Bij twijfel: 't ex kofschip

Ik heb gefietst (fiets --> s is stemloos --> t)
Ik ben verhuisd (verhuiz--> z is stemhebbend --> d)

Slide 16 - Slide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Eigenlijk is dit geen werkwoord meer. Dit voltooid deelwoord heeft géén hulpwerkwoord bij zich en zegt iets van een zelfstandig naamwoord.
Je maakt dus van het voltooid deelwoorden een bijvoeglijk naamwoord.
 


Slide 17 - Slide

bijvoeglijk gebruikt VD
Je schrijft zo'n bijvoeglijk gebruikt VD zo kort mogelijk op:

De straat is verlicht
regel bij -t/d: VD + e
verlichte straat

MAAR
Het schip is gezonken
regel bij -en: hele VD
Het gezonken schip

De weg is verbreed
regel bij -t/d: VD + e
De verbreede weg --> zo kort mogelijk--> verbrede

Slide 18 - Slide

Onvoltooid deelwoord/ tegenwoordig deelwoord
Dit wordt ook wel een tegenwoordig deelwoord genoemd. De handeling (die het werkwoord uitdrukt) is aan de gang.

Regel: hele ww + d --> lopen+d= lopend
 


voorbeelden: lopend, fietsende

Slide 19 - Slide

Infinitief 
Je noemt dit ook wel: het hele werkwoord.

Dit is de vorm van het werkwoord die dikgedrukt in het woordenboek staat. Een infinitief heeft géén onderwerp bij zich en kan niet van tijd veranderen (het kan dus nooit een pv zijn). Er kunnen meerdere infinitieven in een zin staan.

GOUDEN TIP: na 'te' of 'aan het' is een werkwoord altijd een infinitief:
Hij zit weer te vervelen. (wg = zit te vervelen)
Dit is de te volgen tactiek. (ng = is de te volgen tactiek)
Ben je nou weer huiswerk aan het maken? (wg = ben aan het maken)
(de infinitieven zijn dikgedrukt)


Slide 20 - Slide

Groep 1
Kwizl: Werkwoordsvormen herkennen in Kwizmaster

Daarna oefenen met papieren opdracht

Slide 21 - Slide

Groep 2
  • persoonsvorm of voltooid deelwoord
  • dt bestaat niet
  • werkwoordspelling sterke werkwoorden
  • werkwoordspelling toepassen 2

Slide 22 - Slide

KAHOOTTTT

Slide 23 - Slide