This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
H6: Produceren maar!
Slide 1 - Slide
Heb je zelf wel eens iets gemaakt en dat verkocht?
Slide 2 - Mind map
De leerdoelen:
Aan het einde van de les:
* ken je de vier productiefactoren
* weet je het verschil tussen kapitaalintensief en arbeidsintensief
* weet je het verschil tussen mechanisatie en automatisering * kun je de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen
Slide 3 - Slide
De bedrijfskolom
Bedrijven die na elkaar meewerken aan een product. Elke schakel in de kolom voegt waarde toe.
Door de toegevoegde waarde van elke schakel, wordt het eindproduct steeds duurder.
Vraag: hoort de consument bij de bedrijfskolom?
Waarom wel/niet?
Slide 4 - Slide
De productiefactoren (dat wat je nodig hebt om te kunnen produceren)
*Kapitaal *Arbeid *Natuur *Ondernemerschap
Slide 5 - Slide
De productiefactoren (dat wat je nodig hebt om te kunnen produceren)
*Kapitaal *Arbeid *Natuur *Ondernemerschap
Vraag: Welke productiefactoren zie je op het plaatje terug?
Slide 6 - Slide
Hoe produceren?
Arbeidsintensief= veel gebruik van arbeid (=mensen)
Kapitaalinstensief= veel gebruik van kapitaalgoederen (=machines)
Slide 7 - Slide
Hoe produceren?
Mechanisatie:
Machines nemen het werk over van mensen (denk aan: landbouwmechanisatie)
Automatisering: Computers en computerprogramma's sturen de productie aan.
Slide 8 - Slide
Precisie landbouw
Kijkvragen:
1. Welke productiefactoren herken je in het filmpje? Geef de voorbeelden
2. Vergelijk deze precisie landbouw met de landbouw van 100 jaar geleden. Welke verschillen? Gebruik de woorden arbeidsintensief/kapitaalintensief.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
02:32
Noem twee productiefactoren en geef daarbij voorbeelden uit het filmpje.
Slide 11 - Open question
04:27
De landbouw in het jaar 2021 is ten opzichte van 100 jaar geleden:
meer arbeidsintensief
meer kapitaalintensief
Slide 12 - Poll
Afschrijving (= waardevermindering)
Doel van afschrijven: Kapitaalgoederen kunnen vervangen als ze (bijna) versleten zijn. Dan moet er dus geld voor zijn. Je moet kunnen berekenen hoeveel een ondernemer per jaar moet afschrijven.
Formule: Afschrijving per jaar = (aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren.
Slide 13 - Slide
Afschrijving (= waardevermindering)
Formule:
Afschrijving per jaar= (aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren.
Timmerman Richard de Jong heeft een bestelwagen van € 12.900 die hij vier jaar gebruikt. Bij inruil verwacht hij € 3.400 voor de bestelauto terug te krijgen. Hoeveel moet hij per jaar afschrijven?
Jos heeft een tractor van € 61.000 gekocht, die hij vijf jaar gaat gebruiken. Hij krijgt er dan nog krijgt € 7.500 voor terug. Wat is de jaarlijkse afschrijving? (ook berekening)
Slide 15 - Open question
Aan de slag..
Lezen en maken opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 182,
Daarna paragraaf 6.1
Slide 16 - Slide
even checken....
Aan het einde van de les:
* ken je de vier productiefactoren
* weet je het verschil tussen kapitaalintensief en arbeidsintensief
* weet je het verschil tussen mechanisatie en automatisering * kun je de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen
Slide 17 - Slide
huiswerk:
lezen en maken paragraaf 6.1, ook de gele samenvatting + opdracht 1 t/m 3 op blz. 182.
tip: maak alvast een samenvatting of mindmap van deze paragraaf.