B
1 Zijn werktijden zijn onregelmatig. Hij werkt als er een misdrijf is gepleegd.
2 Hij zoekt een politieagent en vraagt wat er gebeurde toen ze op het plaats delict aankwamen.
3 Daarna gaat hij zelf rondkijken op het plaats delict.
4 Dan is het nog rustig. Dan zijn er geen buren, journalisten of ambtenaren.
5 Een koffer met daarin een plastic zak met een lijk in een kanaal.
6 Hij wilde weten wie / hoeveel mensen de koffer hadden gedragen.
7 De plastic zak. Als ze dezelfde soort plastic zakken bij een verdachte vinden, kan dat bewijs
zijn.
8 Maar 20 procent is bruikbaar. Dit weerhoudt hem er niet van om elk detail te vinden.