het bijvoeglijk naamwoord

Hoe groet je iemand aan het begin
van een gesprek in het Frans?   

Salut                                 Bonjour

Coucou
Bonjour 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Hoe groet je iemand aan het begin
van een gesprek in het Frans?   

Salut                                 Bonjour

Coucou
Bonjour 

Slide 1 - Slide

le programme
  • kort herhalen faire
  • uitleg grammaire: bijvoeglijk naamwoord
  • faire les exercices

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • Kan ik het bijvoeglijk naamwoord correct toepassen.
  • Kan ik het werkwoord faire herkennen en toepassen.




Slide 3 - Slide

Wat betekent faire ook al weer?
A
zijn
B
doen/maken
C
lopen
D
hebben

Slide 4 - Quiz

FAIRE : Combineer blauw met rood
wij doen
zij doet
jij doet
ik doe
jullie doen
zij doen
nous faisons
je fais
ils font
tu fais
elle fait
vous faites

Slide 5 - Drag question

Het bijvoeglijk naamwoord


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.


Slide 7 - Slide

Nederlands
In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:

Mijn broer (man. ev.) is groot.
Mijn zus (vr. ev.) is groot.
Mijn broers (man. mv.) zijn groot.
Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.

Slide 8 - Slide

Frans
Maar, let op! In het Frans past het bijv. nw. zich aan aan het zelfstandig naamwoord. Kijk maar:

Mon frère est grand.                      = man. ev
Ma soeur est grande.                    = vr. ev
Mes frères sont grands.               = man. mv
Mes soeurs sont grandes.           = vr. mv

Slide 9 - Slide

hoe maak je het bijvoeglijk naamwoord?
het zelfstandig naamwoord
het bijvoeglijk naamwoord
mannelijk enkelvoud
- (bv: petit)
vrouwelijk enkelvoud
e (bv: petite)
mannelijk meervoud
s (bv: petits)
vrouwelijk meervoud
es (bv: petites)

Slide 10 - Slide

Kies het juiste antwoord.
La maison est très ______________ (grand).
A
grande
B
grand

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
Mia est une fille ______________ (blond).
A
blonde
B
blond

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
J'adore les jupes ______________ (bleu, tip: la jupe)!
A
bleus
B
bleues

Slide 13 - Quiz

Tom est ________ (petit)
A
petit
B
petite

Slide 14 - Quiz

Uitzondering 1:

Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –e? 
Dan moet je in de vrouwelijke vorm er niet nog een extra –e bij te zetten.

Ties est timide
Sophie est timide. (en niet: Sophie est timidee).
Ties est calme.
Sophie est calme. (en niet: Sophie est calmee).

Slide 15 - Slide

Uitleg:
De basisvorm van het woord is: triste (verdrietig) 
  • Er staat dus al een -e als laatste letter. 

Bij Ties (mannelijk enkelvoud) komt er niets bij, dus het wordt:
Ties est triste.
Bij Sophie (vrouwelijk enkelvoud) komt er normaal gesproken een -e bij. Maar omdat triste al op een -e eindigt moet dat niet.
Dus ook hier: Sophie est triste.

Slide 16 - Slide

Uitzondering 2:
Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –s? 
Dan moet je er bij man. mv. er niet nog een extra –s bij te zetten.

  • le garçon français 
  • les garçons français (en dus niet: françaiss)


Slide 17 - Slide

Uitleg:
les garçons = de jongens (mannelijk meervoud)
Dus eigenlijk krijg je +s = françaiss

Maar: door deze uitzondering blijft het français.

Slide 18 - Slide

Uitzondering 3:
In het Frans staan de meeste bv naamwoorden achter het zelfstandig naamwoord. In een paar gevallen komt het bijvoeglijk naamwoord (net als in het Nederlands) voor het zelfstandig naamwoord.

  • Deze staan ook in jullie boek! Leer deze goed uit je hoofd! 

Slide 19 - Slide

joli 
mooi/leuk 
une jolie fille 
grand 
groot 
un grand acteur
petit 
klein 
une petite chambre
bon(m) / bonne (v)
lekker/goed
une bonne note
beau(m) / belle(m)
mooi 
un beau chien
nouveau(m) / nouvelle(v) 
nieuw 
une nouvelle amie
vieux (m) / vieille (v)
oud 
un vieux jean

Slide 20 - Slide

Het bijvoeglijk  naamwoord
DES QUESTIONS?

Slide 21 - Slide

faire les devoirs!
  • 16A
  • 16B
  • 16C
  • 16D
  • klaar? Leer voor de 1-toets!  

Slide 22 - Slide

Tekst
st
Au revoir!

Slide 23 - Slide