2 vwo H5 Spelling les 1

2 vwo H5 Spelling - les 1
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2 vwo H5 Spelling - les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Ik kan hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lees onderstaande zinnen. Is er verschil tussen beide zinnen?
a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.
A
Er is geen verschil.
B
Er is een verschil in betekenis.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin.
  • bij eigennamen.
  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. 
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:  

  • bij samenstellingen met religieuze feesten:
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan:
  • bij windstreken;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste spelwijze?
A
het noorden
B
het Noorden

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste spelwijze?
A
Bram Op Het Hof
B
bram op het hof
C
Bram op het Hof
D
Bram Op het Hof

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekenen directe rede en indirecte rede?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).

Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten:  
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:  

directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leestekens in citaat

Iets zeggen kan op verschillende manieren. Je kunt roepen, fluisteren, vragen, etc. De juiste leestekens aan het einde van het citaat komen binnen de aanhalingstekens.


Bijvoorbeeld

Selma zei: "Ik vond die film erg goed."

"Ik weet niet of ik dat durf!", gilde Sharon.




Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Uitzondering

Leestekens komen binnen de aanhalingstekens,

behalve als het een punt is in het midden van de zin.


Bijvoorbeeld

Goed: "Ik weet niet of ik dat durf!", gilde Sharon.

Fout: "Ik vond die film erg goed.", zei Sharon.

Die punt laat je weg.



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

"Sara zei:" Ik heb een super
vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Thomas zei "Daar heb ik geen zin in."
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

De dubbele punt mist. 
"Ik vind het niet leuk!", riep Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Is onderstaande schrijfwijze correct?



Vader dacht: "de kerstdagen gaan we maar doorbrengen bij oma Van de Ploeg."
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Verbeter onderstaande zin.
Gaan jullie vanavond chinezen? vroeg Annemarieke aan haar vriendin.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Opdrachten
Boek (p. 154 - 155): 
  • Lees de theorie nogmaals door. Hier staan meer voorbeelden bij de uitleg.
  • Maak opdracht 1 t/m 4 en 6 in je schrift.
Digitale methode: 
  • Ga naar hoofdstuk 5, kies voor het eerste blokje Spelling (hoofdletters en aanhalingstekens).
  • Kijk naar de uitlegvideo
  • Maak opdracht 1, 2, 3, 4 en 6.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions