Terwijl ik in een viswinkel in de IJmuider vishaven sta en kibbeling eet komt een gezin met kind binnen. Het jongetje dat het eng vindt, kijkt toch in een bak met levende krabben en omdat hij stoer is, blijft hij kijken. De krab, die het gelukt is tijdens de bestelling uit het krat te klimmen en op de grond valt, wordt door de verkoper teruggegooid in de bak. Nadat moeder gevraagd heeft wat de krab kost, koopt ze de uitgebroken krab waarbij ze ook vraagt om een bakje. Eerst verdwijnt moeder met zoon en krab in het bakje naar buiten en vervolgens komt ze even later terug met het lege bakje terwijl haar zoon, die heel trots is, naast haar loopt. De moeder zegt dan dat de krab zo zijn best had gedaan om te ontsnappen dat zij die krab zijn vrijheid gunde.