This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Zet de twee termen bij het juiste plaatje
Systole bloeddruk
Diastole bloeddruk
ontspanningsfase
Samentrekkingsfase
Slide 1 - Drag question
Stelling 1: Bij secundaire hypertensie is de oorzaak duidelijk en bij essentiële niet. Stelling 2: Bij hypertensie is de weerstand van de bloedvaten lager.
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist
Slide 2 - Quiz
Bij welke waarden spreek je van hypertensie?
A
>80 / >120 mmHg
B
>100 / >150 mmHg
C
>120 />160 mmHg
D
>90 / 140mm Hg
Slide 3 - Quiz
Welke 3 groepen diuretica zijn er?
Slide 4 - Mind map
Tot welke groep behoort candesartan?
A
ace-remmer
B
antilipemica
C
angiotensine 2- antagonisten
D
alfablokkers
Slide 5 - Quiz
ACE-remmers werken met name in op:
A
de bloedvaten
B
de nieren
C
het hart
D
het sympatisch zenuwstelsel
Slide 6 - Quiz
op welke letters eindigen betablokkers meestal?
A
-artan
B
-pril
C
-lol
D
-dipine
Slide 7 - Quiz
Wat hoor waarbij?
betablokkers
ACE remmers
verlagen hartfrequentie
kriebelhoest
-lol
werking via autonoom
zenuwstelsel
eindigt meestal op
-pril
werking op de nieren
Slide 8 - Drag question
Tot welke groep behoort amlodipine?
A
Diuretica
B
Bètablokkers
C
RAS-remmers
D
Calciumantagonisten
Slide 9 - Quiz
Een Patient krijgt al jaren enalapril, daar komt nu voor de eerste keer hydrochloorthiazide bij. Wat moet je adviseren over deze combinatie?
A
Naar de huisarts
B
Deze combinatie geeft geen problemen
C
2 tot 3 dagen stoppen met de enalapril
D
dosering van hydrochloorthiazide langzaam opbouwen
Slide 10 - Quiz
Diuretica
betablokkers
Ras-remmers
hydrochloor-
thiazide
metoprolol
lisinopril
Werkt op autonome zenuwstelsel. Minder weerstand
Bevorderd
uitscheiding van vocht. Hierdoor minder bloedvolume.