Monopolie

De monopolist
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De monopolist

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kan uitleggen wat een monopolie is 
  • Je kan uitleggen wat prijsdiscriminatie is 
  • Je kan de gevolgen van prijsdiscriminatie berekenen  

Slide 2 - Slide

Kenmerken
  • Een product bij één aanbieder 
  • Er zijn niet zo veel monopolisten 
  • Bijna monopolisten zijn er veel meer denk aan: 
  • Google, Microsoft, Android, Apple, NS, Arriva, Vitens 

Slide 3 - Slide

Waarom bestaat de monopolie?
  • Door de regering aangewezen (Wettelijke monopolie) 
  • Patent of octrooi aangevraagd (Juridische Monopolie) 
  • Natuurlijke monopolie, omdat het simpelweg niet handig is dat er meerdere waterleidingbedrijven bestaan 
  • Collectieve monopolie wordt ook wel kartel genoemd. Dit is verboden binnen de Europese unie 

Slide 4 - Slide

Prijsdiscriminatie
  • Aanbieder biedt hetzelfde product aan voor een andere prijs 
  • Vliegtickets in de winter vs last minute 
  • Concerttickets die op naam staan 
  • Prijzen discrimineren op leeftijd 

Slide 5 - Slide

Prijsdiscriminatie 
Concertzaal de harmonie verkocht in 2018
12000 concertkaartjes voor een bedrag van 35 euro
Omzet 420,000 euro

Geen interesse vanuit jongeren
Half volle/lege concertzaal
Concertbezoekers
Tot 25 jaar : 2000
25 jaar en ouder: 10,000

Slide 6 - Slide

Een oplossing
  • Jongeren tot 25 jaar krijgen korting 
  • Een concertkaartje voor jongeren kost 15 euro 
  • Een concertkaartje voor ouderen kost 40 euro 
  • Kaartjes worden gemerkt, bij twijfel om legitimatie gevraagd. 
  • Hierdoor worden markten duidelijk gescheiden 

Slide 7 - Slide

De oplossing
  • Kaartjes verkocht aan jongeren 6,000 
  • Kaartjes verkocht aan ouderen 9,500 

Nieuwe omzet
6000*15 euro= 90,000
9500*40 euro= 380,000
Totaal = 470,000
Oude omzet
12,000*35 euro = 420,000

Slide 8 - Slide

Voorwaarden
  • Deelmarkten moeten gescheiden zijn 
  • De vraag op de deelmarkt moet voldoende elastisch zijn, anders heeft een verlaging van de prijs weinig effect. 
  • Als de aanbieder op de andere deelmarkt zijn prijs verhoogt moet deze niet al te elastisch zijn, anders heeft de prijsverhoging negatieve invloed op de totale omzet. 

Slide 9 - Slide

Deelmarkt 1: de jongeren
Oude afzet 2000 oude prijs €35
Nieuwe afzet 6000 nieuwe prijs €15
Wat is de prijselasticiteit?
A
-3.5
B
-3.6
C
-4
D
-4.2

Slide 10 - Quiz

Deelmarkt 2: de ouderen
Oude afzet 10.000 oude prijs €35
Nieuwe afzet 9500 nieuwe prijs €40
Bereken de prijselasticiteit?
A
-0.25
B
-0.35
C
-0.50
D
-0.45

Slide 11 - Quiz

Waar staat de afkorting MVO voor?
A
marginale voorlopige opbrengst
B
meerpersoons vennootschap van ondernemers
C
maatschappelijk verantwoord ondernemen
D
maatschappelijke vennootschapsopbrengst

Slide 12 - Quiz

Bij een vaste verkoopprijs is de marginale opbrengst altijd gelijk aan de verkoopprijs
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat is waar over de marginale kosten?
A
Zijn onafhankelijk van de constante kosten
B
Zijn gelijk aan MO
C
Nemen af als de productie stijgt
D
Nemen toe als de productie stijgt.

Slide 14 - Quiz

maximale omzet als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK

Slide 15 - Quiz

Wat bereken je met MO=MK
A
De hoeveelheid producten voor maximale winst
B
De P voor maximale winst
C
Hoe groot je winst is.
D
De P waar je geen winst, maar ook geen verlies maakt

Slide 16 - Quiz

De maximale winst
is € ....
A
125
B
400
C
625
D
1250

Slide 17 - Quiz

Wat is er aan de hand bij een Break-even punt?
A
De variabele kosten zijn gelijk aan de vaste kosten
B
MO = MK
C
De totale kosten zijn gelijk aan de totale opbrengsten
D
De Constante kosten zijn dan nul

Slide 18 - Quiz

Leidt een octrooi tot een welvaartstoename, of welvaartsverlies op korte termijn?
A
Welvaartsverlies, omdat de prijs hoger is dan wanneer er volkomen concurrentie zou zijn.
B
Welvaartsverlies, omdat andere bedrijven nu het product kunnen maken en dus geen inkomsten hebben.
C
Welvaartstoename, omdat het zorgt voor innovaties.
D
Welvaartstoename, omdat er nu maar één aanbieder en dus maar één prijs is.

Slide 19 - Quiz

Hoe noemen we de verboden prijsafspraken tussen aanbieders?
A
overname
B
fusie
C
kartel
D
samenwerkings-verband

Slide 20 - Quiz

Dit is een voorbeeld van ?
A
prijsdiscriminatie
B
prijsdifferentiatie
C
productdifferentiatie

Slide 21 - Quiz

Een monopolie leidt tot:
A
welvaartsverlies voor consumenten
B
welvaartsverlies voor producenten
C
overheveling van welvaart van consument naar producent
D
vooruitgang: iedereen gaat erop vooruit, niet zeuren dus!

Slide 22 - Quiz

De maximale prijs die de consument wil betalen, noemen we:
A
consumenten surplus
B
verkoopprijs
C
betalingsbereidheid
D
consumentenprijs

Slide 23 - Quiz

Wat is de prijs bij maximale winst?

Slide 24 - Slide