Quiz tw2

Quiz TW2
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz TW2

Slide 1 - Slide

Wat gebruik je om het woord zelf aan te duiden en niet de betekenis?
A
Aanhalingstekens
B
Een gedachtestreepje
C
Een dubbele punt
D
Een komma

Slide 2 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Ging jij de klas uit, omdat je misselijk was?
B
Ging jij de klas uit. Omdat je misselijk was?
C
Ging jij de klas uit: omdat je misselijk was?
D
Ging jij de klas uit omdat je misselijk was?

Slide 3 - Quiz

Welke spelling is correct?
A
chîque
B
chike
C
chique
D
chiq

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
timeout
B
time out
C
time;out
D
time-out

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je een koppelteken?
A
Bij alle samengestelde woorden
B
Alleen bij Engelse leenwoorden
C
Bij woorden met voorvoegsels zoals oud-, ex-, en interim-

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
leerling kok
B
leerlingkok
C
leerlingenkok
D
leerling-kok

Slide 7 - Quiz

Welke spelling is correct?
A
ouder-middag en -avond
B
oudermiddag en -avond
C
oudermiddag en ouderavond
D
ouder middag en -avond

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
kippenboeren partij
B
kippen boeren partij
C
kippenboerenpartij
D
kippen-boeren-partij

Slide 9 - Quiz

Waarom schrijf je ‘notendop’ met een tussen-n?
A
Het linkerdeel heeft alleen een meervoud op -en.
B
Het linkerdeel heeft een meervoud op -s en -en.
C
Het linkerdeel is een werkwoord.
D
Het linkerdeel heeft geen meervoud.

Slide 10 - Quiz

Wat is correct?
A
huizenjacht
B
huizjacht
C
huisjacht
D
huisjacht

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van ‘mixen’ in de wij-vorm verleden tijd?
A
mixtten
B
mixten
C
mixden
D
mixdden

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van ‘sprayen’ als voltooid deelwoord?
A
gesprayt
B
gesprayd
C
gesprait
D
gespraid

Slide 13 - Quiz