This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefentoets taalverzorging
Slide 1 - Slide
Grammatica zinsdelen
Slide 2 - Slide
De jongen van hiernaast heeft mij geholpen met mijn huiswerk.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 3 - Quiz
De jongen die hiernaast woont, loopt altijd een stukje met mij mee.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 4 - Quiz
Een enkelvoudige zin kan meerdere werkwoorden hebben.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Een enkelvoudige zin kan meer dan één persoonsvorm hebben.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Ik lees graag boeken, want dat helpt mij te ontspannen.
A
want - ontspannen = hoofdzin
B
want - ontspannen = bijzin
Slide 7 - Quiz
Omdat het mij helpt te ontspannen, luister ik graag naar muziek.
A
omdat - ontspannen = hoofdzin
B
omdat - ontspannen = bijzin
Slide 8 - Quiz
De voorstelling die veel indruk maakte op de toeschouwers, zagen we al tijdens de repetitie.
A
HZ - BZ
B
BZ - HZ
C
HZ - HZ
D
BZ - BZ
Slide 9 - Quiz
Het is regenachtig weer, maar ik ga toch fietsen.
A
HZ - BZ
B
BZ - HZ
C
HZ - HZ
D
BZ - BZ
Slide 10 - Quiz
Is het zinsgedeelte tussen haken een zinsdeel of een zinsdeelzin? [Wie het laatst binnenkomt], moet trakteren.
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin
Slide 11 - Quiz
Is het zinsgedeelte tussen haakjes een zinsdeel of een zinsdeelzin? Mugabe weigert af te treden [ondanks de toenemende druk].
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin
Slide 12 - Quiz
Wat voor een bijzin is het zinsdeel tussen haakjes? [Hoe we dat moeten oplossen], is nog onduidelijk.
A
onderwerpszin
B
meewerkend voorwerpzin
C
lijdend voorwerpzin
Slide 13 - Quiz
Wat voor een bijzin is het zinsdeel tussen haakjes? Hij kon niet ontdekken, [wie het gedaan had].
A
onderwerpszin
B
meewerkend voorwerpzin
C
lijdend voorwerpzin
Slide 14 - Quiz
Grammatica woordsoorten
Slide 15 - Slide
Noteer het voegwoord uit de volgende zin: Hij maakt zich geen zorgen, omdat hij goed voorbereid is.
Slide 16 - Open question
Is het woord 'omdat' uit de vorige vraag een nevenschikkend of onderschikkend voegwoord? Hij maakt zich geen zorgen, omdat hij goed voorbereid is.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
Slide 17 - Quiz
Noteer het voegwoord uit de volgende zin: Toen ik vanmorgen naar school fietste, kwam ik mijn leraar tegen.
Slide 18 - Open question
Is het woord 'toen' een nevenschikkend of onderschikkend voegwoord? Toen ik vanmorgen naar school fietste, kwam ik mijn leraar tegen.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
Slide 19 - Quiz
Neem de werkwoorden uit de zin over en noteer de juiste afkorting erachter (hww, zww of kww). Hij maakt zich geen zorgen, omdat hij goed voorbereid is.
Slide 20 - Open question
Neem de werkwoorden uit de zin over en noteer de juiste afkorting erachter (hww, zww of kww). Hij heeft altijd hard geleerd, omdat hij graag naar het hbo wil.
Slide 21 - Open question
Spelling
Slide 22 - Slide
Welke woorden schrijf je met een hoofdletter? Neem ze (met hoofdletter) over. odulphuslyceum - paaseitjes - september - hockeyclub - instagram
Slide 23 - Open question
Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens: ik wil graag op vakantie naar zuid-amerika zei mijn vriendin lotte
Slide 24 - Open question
Wat is juist?
A
schouder tas
B
schoudertas
Slide 25 - Quiz
Wat is juist?
A
zilveren ring
B
zilverenring
Slide 26 - Quiz
Wat is juist?
A
fiets sleutel
B
fietssleutel
Slide 27 - Quiz
Wat is juist?
A
Fransehoofdstad
B
Franse hoofdstad
Slide 28 - Quiz
Wat is juist?
A
daar over
B
daarover
Slide 29 - Quiz
Wat is juist?
A
hiernaast
B
hier naast
Slide 30 - Quiz
Wat is juist?
A
onderwijsinspectie
B
onderwijs inspectie
Slide 31 - Quiz
Wat is juist?
A
Vijfhonderdduizend miljoen
B
vijfhonderd duizend miljoen
Slide 32 - Quiz
Werkwoordspelling
Slide 33 - Slide
Schrijf een zin met het werkwoord 'verhuist'.
Slide 34 - Open question
Schrijf een zin met het werkwoord 'verhuisd'.
Slide 35 - Open question
Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes.
Slide 36 - Open question
De journalist (interviewen, tt) mij voor de derde keer.
Slide 37 - Open question
Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
Slide 38 - Open question
Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
Slide 39 - Open question
Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat.
Slide 40 - Open question
Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.