Week 45 Nederlands

Mobiele telefoon in je tas! 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

Mobiele telefoon in je tas! 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Afspraken in de les




  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen en huiswerk (ook als het huiswerk niet volledig is) niet op orde: BV/HV op Magister. 
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 3 - Slide

Week 45  6 november t/m 
10 november 2023
  • Uitleg PTD. Planning. 
  • Weektaken huiswerk 
  • Een keer per week controle huiswerk. 
  • Lezen van boeken en lezen in de les.
  • Uitleg RTTI.
  •  ayyiw - code LessonUp
  • Alle communicatie via magister
  • Vervolg fictie
  • 14/11: boekentoets (2 boeken en theorie)

Slide 4 - Slide

Weektaak 45
  • Lees de theorie op bladzijde 98
  • Maak opdracht 3 t/m 5 op bladzijde 99
  • Maak de verwerkingsopdracht over setting en sfeer
  • Start met het voorbereiden van je toets.
  • Fictie H. 1 t/m H. 3 en schrijven h. 2, 3 en 4
Klaar? Maak leesmeters.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 5 - Slide

Verwerkingsopdracht - setting en sfeer
  • Analyseer jouw leesboeken op het volgende onderdeel: setting en sfeer
  1. Geef een omschrijving van de setting en sfeer van beide boeken: 
        a. Wat kun je zeggen over setting en sfeer in beide boeken?? 
        b. Leg uit hoe deze termen van toepassing zijn op het boek. 
        d. Verwijs naar voorbeelden die de termen ondersteunen. 
   

Slide 6 - Slide

Boekenlijst VWO 3
  • Dit schooljaar 4 boeken. R1 2x en R3 2x
  • Lezenvoordelijst.nl 12-15 jaar niveau 4.
  • Niveau => zie lijst, zie magister mail.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 7 - Slide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
SO
Luistervaardigheid/af
45 min
1
Nee
102
SO
Literatuur, fictie (H. 1 t/m H. 3) en schrijfvaardigheid (H. 2, 3 en 4)

45 min
1
Nee

Slide 8 - Slide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 9 - Slide

Herhaling vorige week
Poëzie en vormkenmerken.

Slide 10 - Slide

Leerdoelen
Deze week:

  • Je leert vertellen over je personages en je kunt de verschillende perspectieven benoemen.
  • Je leert over setting en sfeer.

Slide 11 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Slide

Setting en sfeer p. 98

Zorg ook dat je uit je leesboek leest.

Slide 13 - Slide

Setting en sfeer
De omgeving waarin een verhaal zich afspeelt, noem je de 'setting'. Dit kan een bestaande plek zijn, zoals een land, een stad, een school of een ziekenhuis. Het kan ook een historische of niet-bestaande setting zijn. Met de manier waarop de omgeving is beschreven, kan een bepaalde sfeer worden opgeroepen. Denk hierbij aan een spannende, verdrietige of grappige sfeer.

Slide 14 - Slide

Setting en sfeer
Een verhaal speelt zich nooit zo maar ergens af. De setting draagt altijd iets bij aan de plot. De volgende vragen helpen bij het analyseren van de setting en sfeer:
  • In welke tijd speelt het verhaal zich af?
  • Wat zegt de setting over de personages?
  • Past de setting bij de gebeurtenissen?

Kijk ook kritisch naar de setting en sfeer. Vind jij dat de schrijver een complete en passende setting (en sfeer) heeft neergezet?

Slide 15 - Slide

Setting en sfeer
De plaats, het weer en het tijdstip bepalen de sfeer van een situatie. Ook in verhalen is dat zo. De schrijver kiest de ruimte: hij kiest de plaats waar een verhaal zich afspeelt, hij bepaalt welke weersomstandigheden het beste passen bij de gebeurtenissen en hij besluit wanneer die zich afspelen. Zo kan hij kiezen voor een gezellige, enge, spannende of mysterieuze sfeer.


Slide 16 - Slide

Setting en sfeer
Soms passen de weersomstandigheden goed bij de situatie waarin de hoofdpersoon zich bevindt, bijvoorbeeld:
• Het regent de hele dag en de hoofdpersoon voelt zich triest; er gebeurt iets
vervelends.
• De zon schijnt op het strand en iedereen is vrolijk; de hoofdpersoon wordt
verliefd.

Soms gebeurt er juist iets wat je helemaal niet verwacht: dan breekt er op een zonnig strand plotseling een onweer los.

Slide 17 - Slide

2. Plot of verhaallijn - verloop (p. 90)

Slide 18 - Slide

2. Plot of verhaallijn - verloop
Een goede plot vat je samen in één kernzin of 'premisse'.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

RTTI
R = Reproductie
Vragen op reproductieniveau zijn vragen waarbij de leerling zelf niets wezenlijks toe hoeft te voegen aan datgene wat hij geleerd heeft. Met deze vragen kan inzichtelijk gemaakt worden of de leerling de geleerde stof kan reproduceren. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen reproduceren van warenkennis, gereedschapskennis, een stappenplan of de werking van apparatuur.

Slide 21 - Slide

1 = Toepassingsgericht 1
Bij vragen en opdrachten op het niveau van toepassing 1 moet een leerling dat wat hij geleerd heeft kunnen toepassen in situaties die hij al geoefend heeft of in situaties die daar sterk op lijken. Op deze manier kan gekeken worden of de leerling de aangeleerde kennis – dat wil zeggen begrippen en stappenplannen – in deze situaties goed kan toepassen.

Slide 22 - Slide

T2 = Toepassingsgericht 2
Vragen op het niveau van toepassing 2 gaan een stapje verder dan vragen op het niveau van toepassing 1. De leerling moet op dit niveau in nieuwe situaties of contexten zelf kunnen bepalen welke (onderdelen van) stappenplannen of methodes hij moet gebruiken. Hij moet combinaties maken en verbanden leggen.

Slide 23 - Slide

I = Inzicht
De leerling krijgt geen methode, context of situatie aangeboden, maar alleen een vraagstuk. Hij moet zelf bepalen hoe hij het gaat aanpakken. De leerling heeft alleen de leerstof tot zijn beschikking om de vraag op te lossen. Hij laat zien dat hij vanuit verschillende, ook nieuwe, perspectieven kan denken.

Slide 24 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Je leert hoe je een onderwerp uitwerkt tot een plot.
  • Je leert vertellen over je personages en je kunt de verschillende perspectieven benoemen.

Slide 25 - Slide

Poëzie p. 68
korter dan verhaal

gevoel opwekken
zorgvuldig formuleren
eigen interpretatie


Slide 26 - Slide

Poëzie p. 68
vrijheid om zinnen vorm te geven



opzettelijke fouten
nieuwe woorden
ritme, rijm, of juist niet

gebruik van: stijlfiguren, beeldspraak, opvallende woorden, woorden met meerdere betekenissen




Slide 27 - Slide

Poëzie p. 68
Stijlfiguren => zie bladzijde 42 en 43
Lees mee! Herhalingen en opsommingen slaan we even over.






Slide 28 - Slide

Vorm en inhoud p. 64
Proza => lopende tekst (bepaald door formaat bladzijde). Voorbeeld.
Poëzie => de schrijver bepaalt het formaat.

Epiek => verhalende teksten  (sages, legendes, sprookjes)
Lyriek => verzamelnaam voor teksten met gevoel geen handelingen of tijd, alleen gevoel wordt beschreven
Dramatiek => teksten bedoeld voor toneel (menselijk conflict)

Slide 29 - Slide

Begrippen
  • Literatuur versus lectuur
  • Uniek versus clichématig
  • Het literaire veld (uitgevers, recensenten, DWDD)
  • Literaire canon (lijst met 125 literaire werken)
  • Hoge en lage cultuur

Slide 30 - Slide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 31 - Slide