HV1 ch6 les 2 1920

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Qu'est-ce qu'on va faire?

- répéter le vocabulaire 

- corriger les devoirs

- brond C doornemen

- au travail

- Bron B bekijken

- au travail

- apprende le vocabulaire

Wat betekent: jouer

1. spelen
2. ontmoeten

Wat betekent: faire du vélo?

1. basketballen
2. voetballen
3. fietsen
4. paardrijden

Hoe zeg je 'paardrijden' in het Frans?

Wat betekent:
'je suis en forme'?

1. fit zijn
2. hij is fit
3. jij bent fit
4. ik ben fit

Hoe zeg je in het Frans:
'jij wilt dansen'?

Et?

En? Hoe ging het?

Wist je nog niet zoveel antwoorden? 

leer de woordenlijst dan alsnog goed!

Corriger

Kijk de opdrachten van les 1 na (introductie + bron A)

Leer van de fouten en stel vragen waar je iets niet begrijpt!

Bron C: verbe 'faire'

In dit hoofdstuk leren jullie weer een nieuw onregelmatig werkwoord : faire

Het betekent 'maken of doen'

In de vocabulaire zijn jullie dit werkwoord al een aantal keer tegengekomen.

luister naar de uitspraak in het filmpje onder de punaise!

en verder...

voor een mannelijke sport gebruik je 'du'

voor een vrouwelijke sport gebruik je 'de la'

en voor een sport die begint met een klinker/stomme h gebruik je 'de l''

Dus....

ik doe aan voetbal: je fais du foot

jij doet aan paardrijkden: tu fais de l'équitation

Zij doet aan dansen: Elle fait de la danse

Au travail!

Maak nu de opdrachten van bron C

ex. 13, 14, en 15

Bron B

Bekijk de tekst van bron B

Wat weet je al over de tekst als je kijkt naar de tekst (wat voor soort tekst is het?), en als je de titel en de inleiding leest?

Maak de opdrachten van B: ex. 8, t/m 12

Apprendre

 - Herhaal de woordjes van A

- Leer de woordjes van B en het werkwoord 'faire'