Tekststructuren [39-45]

Tekststructuren
Lezen blok 2 [39-45], p. 141-146
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tekststructuren
Lezen blok 2 [39-45], p. 141-146

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van deze eenheden benoemen.
  • Verbanden leggen tussen tekstdelen.

Slide 2 - Slide

Tekststructuren
Als je een tekst schrijft of een presentatie houdt, dan wil je dat de boodschap overkomt. Een goed opgebouwde tekst met een herkenbare structuur helpt daarbij.
 

Je kunt kiezen uit verschillende vaste tekststructuren. Je keuze is afhankelijk van het onderwerp en de hoofdvraag die je wilt beantwoorden. In een langere tekst kun je tekststructuren goed combineren. Dan beantwoord je meer dan één vraag over je onderwerp.

Slide 3 - Slide

Veelvoorkomende vaste tekststructuren zijn
  • Voordelen-en-nadelenstructuur
  • Vroeger-en-nu-structuur
  • Vroeger-nu-toekomststructuur
  • Probleem-en-oplossingstructuur
  • Verschijnsel-en-verklaringstructuur
  • Bewering-en-argumentstructuur
  • Verschijnsel-en-besprekingstructuur


!
Je ziet dat in de naam van elke tekststructuur twee functiewoorden [46]
zijn opgenomen. Deze woorden geven de grote lijn in de tekst aan. Zo vraagt een probleem om het bedenken van mogelijke oplossingen.

Slide 4 - Slide

Toepassen: welke tekststructuur kies je?
Op de komende dia's lees je telkens een onderwerp van een tekst en een aantal hoofdvragen. 

Beantwoordt telkens de volgende vraag: 
Welke tekststructuur past het best bij het gegeven onderwerp en de hoofdvragen?
 

Slide 5 - Slide

Gezond eten
In honderd jaar zijn onze opvattingen over gezonde voeding drastisch veranderd. Wat is er allemaal veranderd? En wat zal de toekomst brengen?

Slide 6 - Open question

Antwoord: vroeger-nu-toekomststructuur

Toelichting:
Je schetst een ontwikkeling in de tijd. De opvattingen over gezond eten zijn in de loop van de jaren ingrijpend veranderd. Op het eind voorspel je wat de toekomst zal brengen: je geeft een toekomstverwachting. Omdat je tekst grotendeels beschrijvend is, is de tekstsoort een uiteenzetting of beschouwing.

Slide 7 - Slide

Verkoop van energiedrankjes aan jongeren.
Welke argumenten zijn er om de verkoop van energiedrankjes aan jongeren onder de achttien te verbieden?

Slide 8 - Open question

Antwoord: bewering-en-argumentstructuur


Toelichting:
Je gaat uit van de stelling: de verkoop van energiedrankjes aan jongeren onder de achttien moet verboden worden. Je draagt daarvoor argumenten aan en weerlegt mogelijke tegenargumenten. In het slot verwijs je terug naar je standpunt in de inleiding.
Zo uitgewerkt is je tekst een betoog: je wilt je publiek van jouw standpunt overtuigen.


Slide 9 - Slide

Toepassen: welke tekststructuur kies je?
De vraag bij het onderwerp en de hoofdvraag op de volgende dia is: 

Welke twee tekststructuren kun je combineren bij het gegeven onderwerp en de hoofdvragen?

Slide 10 - Slide

Energiedrankjes
Hoe komt het dat veel jongeren aan energiedrankjes verslaafd zijn? En wat is ertegen te doen?

Slide 11 - Open question

Antwoord: verschijnsel-en-verklaringstructuur + probleem-en-oplossingstructuur

Toelichting:
Je stelt vast dat veel jongeren verslaafd zijn aan energiedrankjes. Je geeft verklaringen voor dat verschijnsel/probleem. Vervolgens bespreek je mogelijke oplossingen. Op het eind kom je tot een afweging: wat is de beste aanpak? In deze uitwerking belicht je het probleem van verschillende kanten, zodat je publiek zijn eigen mening kan vormen. De tekstsoort is dus een beschouwing.


Slide 12 - Slide

Conclusie
Tekststructuren helpen je bij het uitwerken van een tekst.
   
Ook bij het lezen van en luisteren naar een tekst heb je veel aan de vaste structuren. Als je oog hebt voor de opbouw van een tekst, snap je sneller waar de schrijver of spreker naartoe wil. Het schrijf- of spreekdoel hangt nauw samen met de gekozen tekststructuur.

Slide 13 - Slide


Hoe is het gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Heb je nog vragen?

Slide 15 - Open question