Fictie 2: Personages en perspectief

Je kan het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen
Je kan personages beschrijven;
Je kan verschillende soorten perspectief herkennen
Uitleg
Nederlands
FB blz 67-74 opdracht 1 t/m 4
Hebben we alle doelen behaald?
1 t/m 4
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Je kan het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen
Je kan personages beschrijven;
Je kan verschillende soorten perspectief herkennen
Uitleg
Nederlands
FB blz 67-74 opdracht 1 t/m 4
Hebben we alle doelen behaald?
1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Inchecken
Vorige les:

Je kan het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen

Slide 2 - Slide

Theorie deze les
Je kan personages beschrijven;

Je kan verschillende soorten perspectief herkennen.

Slide 3 - Slide

Personages
Een personage is een persoon die een rol speelt in een verhaal.

De belangrijkste personage van het verhaal is het hoofdpersonage (of met een duur woord: protagonist).

De andere personages zijn bijfiguren.

Slide 4 - Slide

Perspectieven
Van een hoofdpersoon weet je wat hij denkt en voelt. Je zegt dan dat het perspectief bij de hoofdpersoon ligt. Er zijn verschillende soorten perspectieven:

- ik-perspectief
- hij/zij-perspectief
- wisselend perspectief

Slide 5 - Slide

Inleven en meeleven
Omdat in verhalen niet alleen wordt beschreven wat personages meemaken, maar ook hoe ze zich voelen, ga je hun gedrag vaak beter begrijpen. Dat noem je inleven.

Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage.

Slide 6 - Slide

In Sjakie en de Chocoladefabriek van Roald Dahl is Sjakie de...
A
personage
B
hoofdpersoon
C
bijfiguren
D
inleven

Slide 7 - Quiz

Takkie en Siepie zijn...
A
personage
B
hoofdpersoon
C
bijfiguren
D
inleven

Slide 8 - Quiz

Het begrijpen van gedrag van personages heet
A
personage
B
hoofdpersoon
C
bijfiguren
D
inleven

Slide 9 - Quiz

Iemand die een rol in een verhaal speelt is een...
A
personage
B
hoofdpersoon
C
bijfiguren
D
inleven

Slide 10 - Quiz

Vragen? :-)

Slide 11 - Slide

Aan de slag:
FB: blz. 67-70

Maak nu opdracht: 1, 2, 3 en 4

Klaar? Je mag ook 5 maken

Niet klaar? 1 t/m 4 is huiswerk

Slide 12 - Slide