This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Je kan het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen
Je kan personages beschrijven;
Je kan verschillende soorten perspectief herkennen
Uitleg
Nederlands
blz 67-71 opdracht 1 t/m 5
Hebben we alle doelen behaald?
1 t/m 5
Slide 1 - Slide
Inchecken
Vorige les:
Je kan het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen
Slide 2 - Slide
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
A
Non-fictie is nep en fictie is waargebeurd
B
Er is geen verschil
C
Non-fictie is waargebeurd en fictie is nep
D
Fictie en non-fictie zijn allebei verhalen
Slide 3 - Quiz
Het Jeugdjournaal hoort bij...
A
fictie
B
non-fictie
Slide 4 - Quiz
Theorie deze les
Je kan personages beschrijven;
Je kan verschillende soorten perspectief herkennen
Slide 5 - Slide
Personages
Een personage is een persoon die een rol speelt in een verhaal.
De belangrijkste personage van het verhaal is het hoofdpersonage
De andere personages zijn bijfiguren
Slide 6 - Slide
Perspectieven
Van een hoofdpersoon weet je wat hij denkt en voelt. Je zegt dan dat het perspectief bij de hoofdpersoon ligt. Er zijn verschillende soorten perspectieven:
- ik-perspectief
- hij/zij-perspectief
- wisselend perspectief
Slide 7 - Slide
Inleven en meeleven
Omdat in verhalen niet alleen wordt beschreven wat personages meemaken, maar ook hoe ze zich voelen, ga je hun gedrag vaak beter begrijpen. Dat noem je inleven.
Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage.
Slide 8 - Slide
In Sjakie en de Chocoladefabriek van Roald Dahl is Sjakie de...
A
personage
B
hoofdpersoon
C
bijfiguren
D
inleven
Slide 9 - Quiz
Takkie en Siepie zijn...
A
personage
B
hoofdpersoon
C
bijfiguren
D
inleven
Slide 10 - Quiz
Het begrijpen van gedrag van personages heet
A
personage
B
hoofdpersoon
C
bijfiguren
D
inleven
Slide 11 - Quiz
Iemand die een rol in een verhaal speelt is een...