De volgende zinnen bestaan steeds uit twee delen. Het tweede deel begint met een woord dat verwijst naar een concreet woord uit het eerste deel:
Hier staat het huis dat ik wil kopen.
Ik koop de krentenbol die er smakelijk uitziet.
Anja is een meisje dat leuk kan dansen. (het meisje, dus dat)
Ik zit in een bus die erg slingert. (de bus, dus die)
Er staan hier huizen die bijna instorten. (de huizen, dus die)
Slide 5 - Slide
Wat
Wat’ gebruik je:
1. bij een overtreffende trap;
Voorbeelden: Het mooiste wat ik ooit gezien heb. (overtreffende trap)
2. wanneer je terugverwijst naar de hele zin;
Rick heeft de wedstrijd verloren, wat hij heel vervelend vindt. (terugverwijzing)
3. wanneer je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord.
Alles wat net gebeurd is, zou niet mogen gebeuren. (onbepaald voornaamwoord)
Slide 6 - Slide
die/wie
Je kunt 'die' soms ook vervangen door 'wie'. Dat geldt alleen als het woord verwijst naar een persoon, en als het woord meewerkend voorwerp is. In zulke gevallen is 'wie' iets netter, maar het is niet verplicht.
Deze twee zinnen kunnen dus allebei:
De serveerster die we een fooi geven, is erg vriendelijk.
De serveerster wie we een fooi geven, is erg vriendelijk.
Als er een voorzetsel bij komt, is alleen wie nog goed:
De serveerster aan wie we een fooi geven, is erg vriendelijk.
Slide 7 - Slide
17-03: Lesdoel
Stijl 3v5: alle/enige/sommige/beide/andere/vele
Slide 8 - Slide
Wanneer gebruik je 'alle/allen', 'enige/enigen' en 'sommige/sommigen?
Slide 9 - Slide
'Alle' is juist:
Alle bedrijven gingen verhuizen.
Ik zag alle kleine kinderen naar school gaan.
Slide 10 - Slide
'Alle' is juist als:
De brieven zijn alle verloren gegaan.
Koeien, paarden, schapen en geiten, alle graseters, hebben een wei nodig.
Slide 11 - Slide
De regel hiervoor is: schrijf het woord met-n wanneer het woord een zelfstandig gebruikt wordt én het woord personen aanduidt.
Na een heftige ruzie spraken beiden lange tijd geen woord.
Velen gingen meteen naar huis, maar sommigenbleven napraten.
Slide 12 - Slide
Van of onder dan ook zelfstandig en schrijf je -n, mits het om personen gaat.
Sommigen (van de leerlingen) wilden graag wat extra uitleg.
Enkelen (onder ons) zijn niet tevreden.
Slide 13 - Slide
Van (alle / allen) mensen die ik ken, vind ik jou de leukste.
A
alle
B
allen
Slide 14 - Quiz
Dat is voor ons (beide / beiden) het handigst.
A
beide
B
beiden
Slide 15 - Quiz
De (meeste / meesten) bezoekers van het festival vermaakten zich uitstekend.
A
meeste
B
meesten
Slide 16 - Quiz
Mijn auto moet zuiniger zijn dan (andere / anderen) en voorzien zijn van de nieuwste snufjes.
A
andere
B
anderen
Slide 17 - Quiz
(Sommige / Sommigen) mensen vinden die film minder leuk.
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 18 - Quiz
(Vele / Velen) reisden afgelopen zondag gratis met het Boekenweekgeschenk als treinkaartje.
A
Vele
B
Velen
Slide 19 - Quiz
(Vele / Velen) handen maken licht werk.
A
Vele
B
Velen
Slide 20 - Quiz
(Sommige / Sommigen) gingen zwemmen, maar anderen bleven liever op het terras zitten.
A
Sommige
B
Sommigen
Slide 21 - Quiz
Onze vrienden waren (alle / allen) aanwezig op het feestje.
A
alle
B
allen
Slide 22 - Quiz
Mijn auto moet zuiniger zijn dan die van (andere / anderen).