Week 5, les 3, 1mh

Welkom bij 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom bij 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • leerdoelen bespreken
  • herhalen les stof voor proefwerk 

Slide 2 - Slide

Na deze les
Aan het eind van deze les:

  • weet je waar de toets overgaat en welke kennis en vaardigheden je nodig
       hebt om de toets goed afteronden.

Slide 3 - Slide

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • tegenstelling
  • voorbeeld

Slide 4 - Slide

 Synoniem
Synoniem: 
een ander woord met dezelfde betekenis.

Vaak vind je als je even verder leest (!!) in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 5 - Slide

4. Tegenstelling
Een woord dat het tegenovergestelde betekent.



dik - dun
lang - kort
nooit - altijd

Slide 6 - Slide

Omschrijving 
Legt in meer dan één woord de betekenis van onbekend woord uit



  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening aan de ogen waarbij de lens vertroebeld.
  • Hardloopster Femke Bol is een vedette, een beroemd persoon, die altijd voor de winst gaat. 

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Leggen soms de betekenis van een onbekend woord uit.



  • De meeste zuivelprodukten, bijvoorbeeld melk, kaas en kwark, bewaar je in de koelkast.
  • Linde is gek op allerlei kermisattracties: spookhuis, reuzenrad botsauto's,  

Slide 8 - Slide

Onderwerp
Oriënterend lezen
Geef een zo kort mogelijk antwoord op de vraag: waarover gaat de tekst?

- Titel!!
- Tussenkopjes
- Plaatjes, illustraties
- Anders gedrukte woorden
- Eerste alinea lezen

Slide 9 - Slide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp zegt. De hoofdgedachte schrijf je op in één zin. Het is NOOIT een vraag.

Zo vind je de hoofdgedachte:
  1. lees de tekst precies
  2. lees de inleiding, het slot en de titel (soms staat de hoofdgedachte daar letterlijk, soms moet je hem zelf formuleren)

Stel de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
                              Wat wilde schrijver zeggen over het onderwerp?

Slide 10 - Slide

Verschil onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp: 
Waarover gaat de tekst? (kopje, inleiding woorden meerdere keren gebruikt?
In één of enkele woorden.
Oriënterend lezen

Hoofdgedachte
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
--> je vat het belangrijkste van de tekst in één  zin samen (nooit een vraag!)
Precies lezen.

Slide 11 - Slide

Activeren
Doel: schrijver wil dat je iets gaat doen

Slide 12 - Slide

Amuseren
Doel: schrijver wil dat je je vermaakt

Slide 13 - Slide

Informeren
Doel: schrijver wildat je iets te weten komt

Slide 14 - Slide

Instrueren
Doel: schrijver wil dat je leert hoe iets moet

Slide 15 - Slide

Overtuigen
Doel: schrijver wil dat je zijn mening overneemt

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over deze les?

Slide 18 - Slide

Je weet nu
  • waar de toets overgaat en welke kennis en vaardigheden je nodig  hebt om de toets goed afteronden.

Slide 19 - Slide

Einde les
Huiswerk:
leren Cursus 1 Meer dan lezen
§1, §2, §3 en §4

Slide 20 - Slide