This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
- heeft meestal een enkelvoud en een meervoud
(vriend - vrienden)
- kan vaak klein of groot gemaakt worden
(taart - taartje)
- staat vaak met een lidwoord geschreven
(de klas, een boek, het paard)
- werkwoorden = doe-woorden
- zegt wat iets of iemand doet of overkomt
- kan vervoegd worden (kan verschillende vormen hebben)
Er zijn drie lidwoorden:
- de
- het ('t)
- een ('n)
De en het zijn bepaalde lidwoorden.
Een is een onbepaald lidwoord.
- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord
- het spannende boek
- een spannend boek'
- het boek is spannend
VOORZETSEL
Woord dat aangeeft
waar, wanneer of waarom
iets of iemand iets doet