Balans

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 2

De balans

De Balans

waar denk je aan bij een balans ?

waarom zou je een balans opstellen ?

Vaste Activa:

1. Gebouwen
2.  Machines
3. Auto's
4. Inventaris
   

Vlottende activa:

1. Voorraden
2. Debiteuren
3. Liquide middelen

Eigen vermogen

1. Aandelenkapitaal
2. Reserves

Vreemd vermogen lang

1. Hypotheek

Vreemd vermogen kort

1. Crediteuren
2. Rekening-Courant

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?

1. Liquide middelen
2. Passiva
3. Debet
4. Activa

Welke stelling over het Eigen Vermogen is juist ?

1. is altijd positief
2. staat aan de debetzijde van de balans
3. bezittingen min de schulden
4. wijzigt niet

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren

1. Vaste activa
2. Eigen Vermogen
3. Liquide middelen
4. Vlottende activa

Welke van de onderstaande balansposten valt onder vaste activa ?

1. een pand
2. voorraden
3. een tegoed bij de bank
4. debiteuren

welke stelling klopt niet ?

1. een balans is altijd in evenwicht
2. een balans is een momentopname
3. heeft een debetzijde en een creditzijde
4. wordt altijd opgemaakt op 31 december

Wat is een debiteur ?

1. Iemand waar we nog geld van krijgen
2. Een schuldeiser
3. Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
4. Iemand die een lening heeft verstrekt

Wat staat er aan de debetzijde van de balans

1. Het Eigen Vermogen
2. De schulden
3. De bezittingen
4. Crediteuren

Even herhalen

De eerste opdracht: 

Sleep de categorieën naar de juiste plek op de balans.

Liquide middelen

Eigen vermogen

Kort vreemd vermogen

Lang vreemd vermogen

Vaste activa

Vlottende activa

Volgende les

De volgende les:

1. kennismaken met de begroting en resultatenrekening

2. bespreken huiswerk opdrachten 1 tot en met 16