week 11

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

¡Hola!

¿Qué vamos a hacer?

• noticias 
• periodo 3
• pretérito perfecto
• vocabulario: signaalwoorden

Semana 11

8M Madrid 

8M staat voor de ‘movilización de las mujeres 8 de marzo’. 8M is de dag dat de vrouwen laten zien dat ze GENOEG hebben van agressies, vernederingen, ongelijkheid, uitsluitingen, seksistisch geweld etc. Alle vrouwen in het land zijn opgeroepen deel te nemen aan deze feministische manifestaties en bijeenkomsten die in principe alleen bedoeld zijn voor de vrouwen, maar mannen mogen ook meedoen.

Frida Kahlo

1907-1954

Schilder

Ondanks tegenslagen altijd kleurige en vrolijke schilderijen

Voeten, waar heb ik jullie nou voor nodig als ik vleugels heb om te vliegen."

- Frida Kahlo

Frida Kahlo

Magdalena Carmen Frida Kahlo y Calderón (Coyoacán, 6 juli 1907 – aldaar, 13 juli 1954) was een Mexicaanse surrealistische kunstschilderes.

Frida Kahlo

hetklokhuis.nl

Hoy he estudiado mucho

• Leerdoelen
• Planning
• PTD Spaans
• vocabulario y gramática
• Hablar, escribir, leer

Periode 3

forms.office.com

Los deberes

L: woorden blok 1.

Leren: Pretérito perfecto regelmatige + onregelmatige werkwoorden.

Maken:   LE 3.1 TM 3.9, 3.14 TM 3.17

Leerdoelen

• Ik kan praten over acties in het verleden die nog in relatie staan tot het heden met de pretérito perfecto.
  
• Ik ken de regelmatige en onregelmatige vervoegingen in de p. perfecto.
• Ik ken de signaalwoorden die horen bij de pretérito perfecto.

Waarom is dit belangrijk dat ik dat kan?

• Zo kan ik vertellen en begrijpen wat iemand heeft gedaan of wat er is gebeurd. 

Vamos de viaje

Dictado en marcha

leerdoel: vocabulario

El pretérito perfecto.

Welke hulpwerkwoorden voor de voltooide tijd ken je in het Nederlands?

haber

(yo)

(tú) 

(él/ella/ud) 

(nosotros) 

(vosotros) 

(ellos/ellas/uds.) 

hebben, zijn

voltooid deelwoord

hablar --> hablado

comer --> comido

vivir --> vivido

he

has

ha

hemos

habéis

han

El pretérito perfecto.

Welke hulpwerkwoorden voor de voltooide tijd ken je in het Nederlands?

haber

(yo)

(tú) 

(él/ella/ud) 

(nosotros) 

(vosotros) 

(ellos/ellas/uds.) 

hebben, zijn

voltooid deelwoord

hablar --> hablado

comer --> comido

vivir --> vivido

he

has

ha

hemos

habéis

han

(no)

(me)

(te)

(se)

(nos)

(os)

(se)

wederkerende werkwoorden

El pretérito perfecto.

Welke hulpwerkwoorden voor de voltooide tijd ken je in het Nederlands?

haber

(yo)

(tú) 

(él/ella/ud) 

(nosotros) 

(vosotros) 

(ellos/ellas/uds.) 

hebben, zijn

voltooid deelwoord

hablar --> hablado

comer --> comido

vivir --> vivido

he

has

ha

hemos

habéis

han

(no)

lo

la

los

las

lijdend voorwerp als persoonlijk vnw.

• Tussen de vorm van haber en het voltooid deelwoord mag niets komen te staan!
• Persoonlijke voornaamwoorden staan voor de vorm van haber:

    vb: me he levantado temprano. - Ik ben vroeg opgestaan.

    vb: Lo ha comprado José. - Die heeft José gekocht. 

onregelmatige vormen 

abrir

descubrir

hacer

poner

ver

decir

escribir

ir

ser

volver

morir

romper

pretérito perfecto

abierto

descubierto

hecho

puesto

visto

dicho

escrito

ido

sido

vuelto

muerto

roto

Vamos a jugar

¿Quién ha robado algo alguna vez?

Pretérito perfecto

Vamos a jugar

¿Quién ha peleado con un profe alguna vez?

Pretérito perfecto

Vamos a jugar

¿Quién ha copiado en un examen alguna vez?

Pretérito perfecto

Vamos a jugar

¿Quién ha perdido su móvil alguna vez?

Pretérito perfecto

Vamos a jugar

¿Quién ha hecho pis en el mar alguna vez?

Pretérito perfecto

Vamos a jugar

¿Quién ha fumado alguna vez?

Pretérito perfecto

Vamos a jugar

¿Quién se ha enamorado a primera vista  alguna vez?

Pretérito perfecto

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

a

he

ocho

levantado

domingo

yo

las

media

me

este

y

1

2

3

4

5

6

7

Paco

hoy

deberes

hecho

no

ha

los

1

2

3

4

5

6

7

8

yo

por

con

quedado

tarde

he

la

amigos

1

2

3

4

5

6

7

8

9

nos

a

diez

acostado

noche

las

nosotros

esta

hemos

Vul in de volgende dia's

de juiste vorm van de 

pretérito perfecto in.

Leerdoel: pret. perfecto

trabajar, él

comer, nosotros

vivir, Carmen y Pepe

¿entender, tú?

estudiar, yo

trabajar, él

vivir, Paco y yo

trabajar, Paco y yo

ducharse, tú

hacer, vosotros

decir, Juan y Pepe

escribir, yo

quizlet.com