Kalenders

1 / 24
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waar denken jullie dat de les over gaat?

Slide 2 - Mind map

Schrijf allemaal een datum op je wisbordje.

Slide 3 - Slide

Schrijf allemaal een aantal weken op je wisbordje.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat denken jullie dat het antwoord is?

Slide 6 - Mind map

Wat gaan we doen?

Slide 7 - Slide

Ga achter je tafel staan en schuif je stoel aan!

Slide 8 - Slide

Ik ga zo een vraag stellen, en ik leg uit wat je moet doen.

Slide 9 - Slide

Het is 26 januari, welke dag is het overmorgen? 
Als je denkt dat het 24 januari is, ga je onder je tafel zitten.

Als je denkt dat het 29 januari is, ga je op je stoel staan.

Als je denkt dat het 28 januari is, spring je op en neer.

Slide 10 - Slide

Het is 16 maart, welke dag is het over 3 weken?
Als je je antwoord nog niet weet, ga je op je tafel zitten.

Als je je antwoord weet, loop je naar de achterkant van het lokaal.


Slide 11 - Slide

Het is 5 juni, eergisteren was het 2 juni. Klopt dat?
Als je denkt van wel, ga je naar de kant van het lokaal van groep 6.

Als je denkt van niet, ga je naar de kant van het lokaal van groep 5.

Slide 12 - Slide

Het is 31 december, welke dag was het twee weken geleden? 
Als je denkt dat het 17 december was, ga je op je stoel staan.

Als je denkt dat het 24 december was, ga je zo snel mogelijk op de stoel van je buurman zitten.

Als je denkt dat het 14 januari was, loop je naar de achterkant van het lokaal.

Slide 13 - Slide

Welke maand is september?
Als je je antwoord nog niet weet ga je vooraan in de klas staan.

Als je je antwoord weet, ga je bij de Chromebooks staan.

Slide 14 - Slide

April is de vierde maand, klopt dit?
Als je denkt van wel, spring je op en neer.

Als je denkt van niet, loop je rond je stoel.

Slide 15 - Slide

Het is 12 februari, welke dag is het over een week?
Als je denkt dat het 26 februari is, kruip je onder je tafel door en blijf je er onder zitten.

Als je denkt dat het 19 februari is, loop je zo snel mogelijk naar de kant van groep 6.

Slide 16 - Slide

Hoeveel dagen heeft februari meestal?
Als je je antwoord nog niet weet, ga je aan de kant van groep 5 staan.

Als je je antwoord weet, ga je op je hurken zitten

Slide 17 - Slide

Augustus heeft 31 dagen, klopt dit?
Als je denkt van wel, spring je op en neer.

Als je denkt van niet, ga je op je stoel staan.

Slide 18 - Slide

Het is 17 oktober, welke dag is het over vijf weken?
Als je denkt dat het 14 november is, ga je bij de Chromebooks staan.

Als je denkt dat 12 september is, blijf je bij je tafel staan.

Als je denkt dat het 21 november is, ga je in het midden van het lokaal zitten.

Slide 19 - Slide

Hoeveel dagen heeft maart?
Als je denkt dat maart 30 dagen heeft, spring je op en neer.

Als je denkt dat maart 31 dagen heeft, loop je rond je stoel.

Als je denkt dat maart 28 dagen heeft, ga je op je stoel zitten.


Slide 20 - Slide

Het is 5 mei, overmorgen is het 8 mei, klopt dit?
Als je denkt van wel, ga je op je stoel staan.

Als je denkt van niet, ga je vooraan bij het bord staan.

Slide 21 - Slide

Het is 18 september, welke dag was het eergisteren?
Als je denkt dat het 16 september was, ga je aan de kant van groep 5 staan.

Als je denkt dat het 20 september was, ga je aan de kant van groep 6 staan.

Slide 22 - Slide

Het is 24 december, over 5 dagen is het 29 december. Klopt dit?

Als je denkt van wel, ga je voorin het lokaal staan.

Als je denkt van niet, ga je achterin het lokaal staan.

Slide 23 - Slide

Het is 11 januari, welke dag is het over twee weken? 
Als je je antwoord nog niet weet, ga je achter je stoel staan.

Als je je antwoord weet, ga je op je stoel zitten.

Slide 24 - Slide