Wat: Bespreek wat de functies inhouden.
Hoe: Alleen of in tweetallen schrijf je alle functies op die net besproken zijn. Schrijf kort op wat het betekent. Geef een eigen voorbeeld erbij.
Hulp: Boek, docent, groepsgenoot
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: Je hebt een duidelijker overzicht van de functies.
Klaar? Begin met opdracht 1 t/m 4 (blz 40-41)