Middeleeuwen quiz
1 / 22
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Noem de naam van de tijdvakken en bijbehorende jaartallen van hoofdstuk zes en zeven.
Slide 2 - Open question
Noem een kenmerkend aspect passend bij hoofdstuk zes en zeven.
Slide 3 - Open question
De agrarische samenging ontstond door
A
de val van het West-Romeinse Rijk
B
de val van het Oost-Romeinse Rijk
Slide 4 - Quiz
Een domein bestaat uit...
A
2 delen
B
3 delen
C
4 delen
D
5 delen
Slide 5 - Quiz
De baas van een domein wordt de domeinheer genoemd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd
Slide 7 - Quiz
Het hofstelsel had als voordeel dat 'hij' zelf niet op het land hoefde te werken.
Wie is in bovenstaande zin 'hij'?
Wie is in bovenstaande zin 'hij'?
A
Een horige
B
Een heer
Slide 8 - Quiz
Clovis werd machtig doordat...
A
Hij een goede legerleider was
B
Hij een goede relatie had met de kerk
C
A + B zijn juist
Slide 9 - Quiz
Waarom was het voor Karel de Grote belangrijk dat iedereen Christelijk werd?
Slide 10 - Open question
Bekijk bron 1, blz. 28.
Het is voorbeeld van verandering ten opzichte van de Romeinse tijd, want
Het is voorbeeld van verandering ten opzichte van de Romeinse tijd, want
A
in de Romeinse tijd waren de Germanen in Duitsland al christen
B
in de Romeinse tijd waren de Germanen in Duitsland polytheistisch
C
in de Romeinse tijd waren de Germanen in Duitsland bijgelovig
D
in de Romeinse tijd aanbaden de Germanen in Duitsland de Keizer
Slide 11 - Quiz
Wie bedoelen we met heidenen?
A
Mensen die geloven in het christendom.
B
Monniken
C
Mensen die niet in het christendom geloofden.
D
Horigen die moeten luisteren naar de heer.
Slide 12 - Quiz
Noem 2 manieren waarop missionarissen heidenen tot het christendom probeerden te bekeren.
Slide 13 - Open question
Welke godsdienst is ouder?
A
christendom
B
islam
Slide 14 - Quiz
Zet de onderstaande ontwikkelingen in de juiste volgorde!
Verbeteringen in de landbouw
Ontstaan voedseloverschotten
Bevolkingsgroei en specialisatie
Toename handel
Ontstaan markten
Ontstaan steden
Slide 15 - Drag question
Waardoor ontstond een geldeconomie?
Slide 16 - Open question
Waarom is de Hanze een goed voorbeeld voor de opkomst van handel en steden in de late middeleeuwen?
Slide 17 - Open question
De hoogste sociale laag in een middeleeuwse stad waren de rijke kooplieden en ambachtslieden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
De laagste sociale laag in een middeleeuwse stad waren arme arbeiders
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
De hoogste positie van de stedelijke rechtbank was voor
A
de schout
B
de schepen
Slide 20 - Quiz
Heren verkochten stadsrechten omdat ze het geld hard nodig hadden voor hun leger
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
De schout werd benoem door
A
Klein groepje belangrijke burgers
B
De heer van het gebied
