QenA Communicatie periode 2 les 1 fase 2B

QenA Communicatie periode 2 les 1
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

QenA Communicatie periode 2 les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

wat gaan we doen vandaag?
- slecht nieuws gesprek
- kwaliteit van leven
-coping mechanismen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slechtnieuws gesprek
Doel: overbrengen van een vervelend, droevig of naar bericht aan de cliënt

Jouw taak als beroepskracht:
- Op juiste manier overbrengen van het slechte nieuws
- Aandacht hebben voor eerste verwerking
- Cliënt steunen, troosten en begeleiden

Belangrijk om de gevolgen van te voren zo goed mogelijk in te schatten (reacties, emoties)
    Dit is natuurlijk niet altijd mogelijk!




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Aandachtspunten slechtnieuws gesprek
  • Belangrijkste voorwaarde is je houding: echtheid, begrip tonen, respect en empathie
  • Deel het vervelende bericht zonder aarzeling, kort en duidelijk mee
  • Geef na het mededelen van het slechte nieuws een toelichting op de eerdere mededeling
  • Bied de ander ruimte om zijn frustraties en gevoelens te uiten
  • Zoek na de eerste frustraties naar mogelijkheden tot praktische ondersteuning
  • Trek voldoende tijd uit voor het gesprek
  • Rond het gesprek af, kondig het einde aan geef aan dat de ander er altijd op terug mag komen
  • Zorg goed voor jezelf tijdens het voeren van een slechtnieuwsgesprek


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is géén valkuil in een slecht nieuwsgesprek?
A
Rechtvaardigen
B
Laten aanvoelen
C
Onmiddellijk mededelen
D
Uitstellen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Waar kun je de STARR-methode goed voor gebruiken?
A
Coachingsgesprek
B
Sollicitatiegesprek
C
Slecht-nieuwsgesprek
D
functioneringsgesprek

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Wat is voor jou kwaliteit van leven?

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Theorie 
Kwaliteit van leven =
 Functioneren van een persoon op 3 gebieden: 
  1. Fysiek 
  2. Psychisch en 
  3. Sociaal 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Technologie vergroot de kwaliteit van leven van een cliënt
A
Eens
B
Oneens

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

'De kwaliteit van leven te bevorderen of tenminste te behouden'
Dit is het doel van:
A
Ziektegerichte palliatie
B
Palliatie in de stervensfase
C
Symptoomgerichte palliatie
D
Nazorg en rouw

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe draagt kleinschalig wonen bij aan de kwaliteit van leven en wonen?
A
De kwaliteit is gemakkelijker te meten.
B
Mensen blijven langer op dezelfde plek wonen.
C
Cliënten hoeven de aandacht van zorgverleners niet met anderen te delen.
D
Mensen functioneren vaak beter in hun eigen omgeving.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Wat houdt de term 'kwaliteit van leven' in?
A
Wat is de kwaliteit van de lucht waarin we leven?
B
De mate van welvaart waarin iemand leeft
C
Of iemand gezond is of niet.
D
De lichamelijke, psychische en sociale functioneren worden ervaart.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Palliatief beleid is gericht op genezing en kwaliteit van leven
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Kwaliteit van leven is voor mij dat ik zelf de regie kan voeren over mijn leven
A
dit hoort bij een behandelverbod
B
dit hoort bij een euthanasieverzoek
C
dit kan in beide wvk
D
dit kan in geen van beide wvk

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Kwaliteit van leven is ook afhankelijk van de normen en waarden van de zorgvrager
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Copingstijlen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Coping is een manier om met stress om te gaan. Welke manier past bij een probleemgerichte copingstijl?
A
Steun zoeken en getroost willen worden
B
Afleiding zoeken (muziek, spelletjes)
C
Informatie zoeken om meer inzicht te krijgen in de situatie
D
Gevoelens uiten door huilen/schreeuwen

Slide 23 - Quiz

Emotiegericht: proberen emoties onder controle te krijgen. 
Probleemgericht: de oorzaak van de stress aan te pakken. 
  • Naar de dokter gaan
  • Houden aan medische voorschriften
  • Medicijnen op tijd innemen
  • Houden aan dieetvoorschriften
  • Informatie zoeken om meer inzicht te krijgen in de situatie
  • Hulpmiddelen aanvragen
Wat betekent: het coping gedrag van een patiënt?
A
De manier waarmee een patiënt met de ziekte niet weet om te gaan
B
De manier waarmee een patiënt alles te weten wil komen over zijn of haar ziekte
C
De manier waarmee een patiënt met de ziekte weet om te gaan

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een copingstrategie?
A
De manier hoe iemand revalideert.
B
De manier hoe iemand met probleem en stress omgaat.
C
De manier hoe de dokter nieuws vertelt.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn copingstijlen?
A
Manieren hoe je met stress en problemen omgaat
B
Manieren hoe je stress en problemen kunt verwerken
C
Manieren hoe je stress en problemen kunt oplossing
D
stijl hoe je leert om te gaan met stress en problemen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de volgende is een voorbeeld van emotionele coping?
A
Praten met een vriend over je problemen
B
Het maken van een to-do lijst om een probleem aan te pakken
C
Het vermijden van stressvolle situaties
D
Het ontwikkelen van een plan om met stress om te gaan

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welke copingstijl heb jij?
Probleemactiefaanpakken
Sociale steunzoeken
Emoties en boosheid uiten
Depressief reageren
Afleiding zoeken
Gerustellende gedachten
Weglopen van situatie

Slide 28 - Poll

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Rationeel
Emotioneel
Vechten
Actief aanpakken
Sociale steun zoeken
Vluchten
Vermijden en afwachten
Afleiding zoeken
Copingstijlen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijkheid
  • Copingstijl (omgang, stressvolle situaties)
  • Levensstijl (activiteitenniveau, dag- nachtritme, teruggetrokken, graag in gezelschap, etc.)
  • Persoonlijke factoren (levensloop (traumatische) gebeurtenissen, relatie met ouders/kinderen). 
  • Psychische factoren (depressie, angst, psychose, persoonlijkheidsstoornis, etc.)
  • Factoren in de sociale omgeving (groepsgrootte, contacten met medebewoners, contact personeel en anderen).

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
Omschrijf de coping stijl van een zorgvrager die je op dit moment begeleidt. Coping is de manier waarop iemand met stress omgaat. In de omschrijving komen in ieder geval deze punten naar voren:

Welke copingstijl herken jij bij de zorgvrager?
Welk gedrag zie je dat de copingstijl verklaart?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions