11 april A2D - adjectives + adverbs + running dict

WELCOME
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

WELCOME

Slide 1 - Slide

Today's lesson

  • No reading
  • Studieschema in SOM
  • Grammar: adjectives and adverbs
  • U5L5
  • Running dictation

Slide 2 - Slide




               
              Read your book for 10 min 

Slide 3 - Slide

Lazy cat Tombili
This lazy cat's name was Tombili. Everyday, Tombili lazily sat on this curb. The people loved this chubby cat and his relaxed attitude. They quickly took photos of him. When he sadly passed away, people put a  beautiful statue of him at this urban location. 

Slide 4 - Slide

Adjectives = bijv naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 5 - Slide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.


Slide 6 - Slide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY

Slide 7 - Slide

Uitzonderingen 


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 8 - Slide

Denk om spelling:


easy - easily
funny - funnily
probable - probably
realistic - realistically
fantastic - fantastically

Slide 9 - Slide

DUS...

Ron is a careful driver (zegt iets over zelfst. naamw. dus geen -ly)

Ron drives carefully (zegt iets over hoe hij iets doet, dus + ly)

Slide 10 - Slide

Homework: vocabulary lesson 4

Slide 11 - Slide

U5L5
Look at the blue grammar box on p. 214

Then do ex 5+6 (+ 7 if you want to challenge yourself)

We'll discuss the answers after 10 min





Slide 12 - Slide

Running dictation
In groepjes van 2-3, kies een schrijver en een renner. De renner loopt naar de gang, onthoudt de tekst en vertelt het aan de schrijver. Je mag meerdere keren lopen.
Als je alle zinnen hebt opgeschreven, onderstreep dan de adverbs en adjectives in de tekst.
Het groepje dat als eerst de tekst FOUTLOOS heeft overgenomen, wint!

Slide 13 - Slide

For Thursday: do ex. 3, 4a, 5 on p. 158/159 (U4L4)

Niet gedaan of boek vergeten = strafwerk


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide