Ondernemend gedrag les 7. BSF

1 / 21
next
Slide 1: Slide
Ondernemend gedragMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide


Kansen zien deel 2
Ondernemend gedrag ontwikkel je in vier stappen: jezelf kennen, de omgeving kennen, kansen zien en kansen grijpen. De eerste twee stappen zijn in de vorige lessen aan de orde geweest. Nu ga je aan de slag met het zien van kansen. Als je werkt, gebeurt er veel om je heen. Let daar maar eens op. Je ziet veel, bijvoorbeeld dat iemand fouten maakt. Je ziet misschien zelfs hoe het beter kan.

Aan het eind van dit hoofdstuk
• ken je basisbegrippen die horen bij ondernemerschap en ondernemend gedrag
• kun je jezelf presenteren
• kun je jezelf beoordelen op ondernemend gedrag
• kun je omgaan met feedback
• kun je reflecteren op je eigen gedrag.

Slide 4 - Slide

Lezen theorie
begrippen spinner
Lied LEF Karin bloemen

Slide 5 - Slide

begrippen: zoek de uitleg
  1. Dat ben je als je beslissingen durft te nemen.
  2. Samen ideeën inbrengen, waarbij alles kan en alles mag.
  3. Als je creatief bent, heb je originele ideeën. Je denkt in oplossingen, niet in problemen.
  4. Dat je weet wat je doet en hoe je iets moet doen.
  5. Dat heb je als je pas stopt als je je doel hebt bereikt.
  6. Een kort verkoopverhaal.
  7. Achteraf beoordelen hoe iets is gegaan. 






Slide 6 - Slide

begrippen: zoek de uitleg
  1. Een gesprek met je leidinggevende waarin het gaat over hoe jij (nog) beter kunt werken.
  2. Vernieuwing van producten, diensten of processen.
  3. Informatie uitwisselen met collega's over problemen op het werk. Zij kunnen je vertellen hoe je iets beter kunt aanpakken.
  4. Dat heb je als je risico durft te nemen.
  5. Hierin staat beschreven wat er tijdens het filmen gebeurt. Wat en wie er gefilmd wordt, waar en wanneer.
  6. Een vorm van beïnvloeden. Je zorgt ervoor dat iemand iets van jou overneemt, bijvoorbeeld een idee.
  7. Een doel formuleer je SMART: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden.
  8. Een filmpje gemaakt door heel veel foto's achter elkaar te zetten.
  9. Hierin worden de dingen die je wilt filmen heel concreet beschreven.
  10. Dingen over je vak die je moet weten om je werk goed uit te voeren.
  11. Wie, wat, waar, wanneer, waarom. Soms kun je hier ook 'hoe' aan toevoegen.
  12. Een gesprek waarin je leidinggevende je vertelt wat je moet doen. En hoe je dat het best kunt doen.
  13. Goed naar jezelf kijken. Wat kun je beter, hoe doe je dat en wat heb je daarvoor nodig?
 













Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Heb jij lef? En waar blijkt dat uit?

Slide 9 - Open question

Dit is een actieopdracht voor duo’s. 
Dit is een actieopdracht voor duo’s. 

Het gaat hier niet om wie het langst een stoel met gestrekte armen voor zijn borst kan houden, het gaat om doorzetten. Dat begint op het moment dat de armen moe worden en gaan trillen. Vanaf dat moment moet degene die de tijd opneemt gaan motiveren om het nog vijf seconden vol te houden. 
Het gaat dus om de vraag: (hoe) kom je over het dode punt? 

Slide 10 - Slide

Oefening

  1. Eén van jullie tilt een stoel op.
  2. Je houdt de stoel met gestrekte armen voor je borst.
  3. Je armen mogen niet zakken.
  4. De ander neemt de tijd op.
  5. Als je denkt dat je het niet meer volhoudt, zeg je dit.
  6. De ander moet nu zorgen dat jij het nog vijf seconden volhoudt.
  7. Na hoeveel seconden dacht je dat het niet meer ging?
  8. Wat deed je ‘partner’ om je aan te moedigen?
Werkte dat? Leg je antwoord uit.
Draai de rollen nu om. 









Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Denk aan je opdrachten en een hele fijne ondernemende week!

Slide 14 - Slide


Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide