El estado civil (+ estar)
Estar casado/casada Getrouwd zijn
Estoy casada --> Ik ben getrouwd
Estar divorciado/divorciada Gescheiden zijn
Mi hermana está divorciada --> Mijn zus is gescheiden
Estar soltero/soltera Vrijgezel/single zijn
¿Estás soltera? --> Ben je vrijgezel?
Estar viudo/viuda Weduwnaar/weduwe zijn