Unit 1.2 lesson 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Today's goals

Koppelen aan LessonUp klas

Grammar

Persoonlijke & bezittelijke voornaamwoorden

Persoonlijk- & bezittelijke voornaamwoorden

Pers. vnw. (onderwerp)	Pers. vnw. (niet-onderwerp)	Bez. vnw. (bijvoeglijk)	Bez. vnw. (zelfstandig)
I	me	my	mine
you	you	your	yours
he / she / it	him / her / it	his / hers / its	his / hers / -
we	us	our	ours
you	you	your	yours
they	them	their	theirs

Persoonlijk- & bezittelijke voornaamwoorden

Persoonlijk:

• This is miss van Beek, she is our English teacher.
• If you have a question, you can ask her.

Bezittelijk:

• Don't use that! It's my phone.
• The phone is mine.

Persoonlijke voornaamwoorden zijn..

1. I, you, he/she/it, we, they, you
2. My, mine, yours, theirs
3. What, who, where, when, why

Persoonlijke voornaamwoorden geven aan..

1. van wie iets is
2. over wie iets gaat
3. voor wie iets is

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

1. their
2. they
3. theirs

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

1. my, your, us
2. he, his, hers
3. their, our, mine
4. its, me, our

bezittelijk voornaamwoord: jouw

1. my
2. her
3. your
4. their

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze

1. us
2. we
3. our
4. hour

Possessive pronoun
Is he ___ teacher? (jouw)

Possessive pronoun
Lisa broke ___ left leg.

possessive pronouns
The dog is in ..... basket (zijn)

Possessive Pronouns

This rubber ducky is ... (van hun).

Possessive Pronouns

This is a friend of ... (van mij).

Possessive Pronouns

That painting is ... (van hem).

Possessive Pronouns

That ugly car is ... (van haar).

Practice

Do ex. 11 & 12 (p. 14)