1A dinsdag 11 januari Schrijfvaardigheid 1.4 en 2.4 deel 1

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

ZELFTEST
Positief? Dan ga je naar huis en volg je de lessen online. 

Slide 3 - Slide

Deze week:
Donderdag schrijftoets. Deze telt 1 x mee voor je rapport. 
Tijdens de toets: een paar vragen beantwoorden en een formele e-mail schrijven. 
Dinsdag en woensdag: oefenen voor de toets. 

Kern van wat je moet kunnen voor de toets:
1. Hoe schrijf je een formele e-mail (Par. 1.4)
2. Hoe vul je een (online) formulier in (Par. 2.4)
3. Hoe schrijf je werkwoorden in de tegenwoordige tijd --> d/t spelling (Par. 1.8 en 2.8)
4. Wanneer gebruik je hoofdletters, punten, uitroeptekens, vraagtekens en komma's (Par. 1.8 en 2.8).


Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen vandaag:
  • Huiswerk bespreken: de opdrachten om de theorie op te frissen
  • Schrijfopdracht maken
  • Lesafsluiting

Lesdoel: na deze les kan ik benoemen hoe je een formele email schrijft, hoe je interpunctie gebruikt en wanneer je werkwoorden met d/t schrijft. 


Slide 5 - Slide

Huiswerk bespreken
Open je schrift. Ik loop een rondje om het huiswerk te controleren. 
Je mag even met elkaar praten, maar als ik klaar ben en met het bespreken van de vragen begin, is het stil. 

Slide 6 - Slide

Opdrachten
Paragraaf 1.4:
1. Aan wie schrijf je een zakelijke e-mail?
2. Wat zijn de regels voor het schrijven van een zakelijke email?
3. Waar let je op bij formeel taalgebruik?



Slide 7 - Slide

Opdrachten
Paragraaf 1.4:
1. Aan wie schrijf je een zakelijke e-mail? (p. 30)



Slide 8 - Slide

Opdrachten
Paragraaf 1.4:
2. Wat zijn de regels voor het schrijven van een zakelijke email?

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Aan: mevo@zaam.nl
Onderwerp: huiswerk 

Beste mevrouw Vos, 
Ik mail u omdat ik mijn huiswerk niet kan maken. Mijn zusje was ziek en gaf over op mijn boek. Alles zat onder de smurrie en de lucht was niet te harden, ik viel bijna flauw. Mijn moeder heeft mijn boek schoongemaakt, maar het ligt nog te drogen en het is nu al negen uur, dus ik moet naar bed. Wel zal ik het huiswerk inhalen, als mijn boek droog is. 

Hopelijk heeft u begrip voor deze situatie en krijg ik geen aantekening in Magister. 
Ik hoop van u te horen. 

Met vriendelijke groet, 
Amalia van de Berg. 


Slide 10 - Slide

Opdrachten
Paragraaf 1.4:
3. Waar let je op bij formeel taalgebruik?

Slide 11 - Slide

Opdrachten
Paragraaf 2.4:
4. Noem drie tips voor het invullen van een (online) formulier




Slide 12 - Slide

Opdrachten
Paragraaf 2.4 (blz. 93). 
4. Noem drie tips voor het invullen van een (online) formulier




Slide 13 - Slide

Opdrachten
Paragraaf 1.8 + 2.8
5. Waarmee begint een zin altijd?
6. Met welke leestekens kan een zin eindigen?
7. Wanneer gebruik je een komma?
8. Maak een rijtje van de werkwoordspelling van het werkwoord 'rijden'.
Dus ik...., jij...., hij...., wij....





Slide 14 - Slide

Opdrachten
1.8, blz 57
5. Waarmee begint een zin altijd?
6. Met welke leestekens kan een zin eindigen?





Slide 15 - Slide

Opdrachten
2.8, blz. 118
7. Wanneer gebruik je een komma?








Slide 16 - Slide

Opdrachten
8. Maak een rijtje van de werkwoordspelling van het werkwoord 'rijden'.
Dus ik...., jij...., hij...., wij....





Slide 17 - Slide

Stam (ik-vorm) + t (par. 2.8)
1. Hoe vind je de stam van een werkwoord?
2. Wanneer komt er een t achter de stam?



Slide 18 - Slide

Twijfel je over hoe je het werkwoord spelt?

Ezelsbruggetje: Denk aan het werkwoord 'lopen'.
Maak het rijtje in je hoofd: ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen. 

Dus wanneer het werkwoord achter jij en hij staat, 
eindigt het ALTIJD op een t

Hoe zit het met 'vinden'? En wat gebeurt er als jij vóór het werkwoord staat?

Slide 19 - Slide

Stam + t
8. Maak een rijtje van de werkwoordspelling van het werkwoord 'rijden'.
Dus de stam = rijden - en      --> rijd
ik rijd
jij rijdt
hij rijdt
wij rijden

Slide 20 - Slide

Samenvattend voor de toets
1. Je moet weten hoe je een formele email schrijft. Ken de regels dus goed!
2. Je moet weten hoe je een online formulier invult. Ken de tips dus goed!
3. Je moet weten wanneer je hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruikt. Let hier extra op bij het schrijven!
4. Je moet weten wanneer je stam + t moet gebruiken bij werkwoorden. Zorg dat je deze regel kan dromen!
Belangrijk bij het schrijven: check wat je schrijft goed! Neem geen genoegen met een eerste versie. Kijk jezelf na en verbeter jezelf waar nodig. 


Slide 21 - Slide

Aan de slag
Ik deel een opdracht uit. We lezen de opdracht samen, daarna ga je er in stilte mee aan de slag. Haast je niet, werk met aandacht. Morgen moet de e-mail af zijn. 

Slide 22 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 23 - Slide