This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Tijd van de Grieken en Romeinen
3000 v. chr. - 500 na chr.
Slide 1 - Slide
Wat weet je al van de Griekse Oudheid?
Slide 2 - Mind map
Welk begrip/ begrippen hoort/horen bij de afbeelding?
( gebruik GEEN lidwoorden aan het begin van je antwoord)
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
(K.A) De ontwikkeling van het denken over burgerschap in de Griekse stadstaat
Slide 10 - Slide
Waarom is de Griekse oudheid belangrijk?
- Athene als 'geboorteplaats' van de democratie
- Discussie over bestuur, burgerschap , geloof & wetenschap
- Expansiedrift en oorlogen
- Een teken van moderniteit!
Slide 11 - Slide
Kan je het hebben over 'één Griekenland' ? Leg je antwoord uit.
Slide 12 - Open question
"De Griekse wereld"
850 v.C.
Polis (poleis)
Eenheid versus verdeeldheid ( cultuur versus bestuur)
Groei --> koloniën; zo verspreiding van de cultuur
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
democratie
aristocratie
monarchie
tyrannie
bestuur van de 'besten'
bestuur door alleenheerser
(die de macht gegrepen heeft)
bestuur door 'het volk'
bestuur door een koning
Slide 17 - Drag question
Bestuursvormen
Monarchie: staat met één leider via erfopvolging (mono = één)
Aristocratie: ‘regering van de besten (aristoi)’. in het algemeen de leden van adellijke geslachten. Geboorte is dus criterium
Oligarchie: ‘regering van weinigen (oligoi)’. een kleine groep machthebbers die niet van adellijke afkomsthoeven te zijn.
Tirannie: staat met één leider die de macht met geweld greep
Democratie: regering van burgers (Athene) (demos = volk)
--> combinatie kan heel goed!
alleen mannen met burgerschap mochten meebesturen;
géén vrouwen, vreemdelingen, slaven (& kinderen)
Slide 18 - Slide
Inspraak in het bestuur hing samen met de rol in de verdediging van de stadstaat;
van koning, naar adel, naar inwoners met burgerschap
Onvrede? Dan kon een tiran een poging wagen..
Slide 19 - Slide
Alleen mensen met een hoog salaris mogen stemmen
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie
Slide 20 - Quiz
De Tweede Kamer wordt opgeheven en de koning krijgt het voor het zeggen
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie
Slide 21 - Quiz
Mark Rutte is klaar met Koning Willem-Alexander, laat hem ombrengen en neemt zijn plek in
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie
Slide 22 - Quiz
Zou iemand die een bedreiging voor de democratie vormt voor een periode van 10 jaar verbannen moeten worden?
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quiz
Atheense democratie
Burgerschap: Atheens man
Belangrijke functies door loting verdeeld ( bijv. Raad van 500)
Directe democratie
Ostracisme = schervengericht/ schervenrechtbank.
Wie een bedreiging voor het machtsevenwicht vormde kon worden weggestemd
Slide 24 - Slide
Examenvraag
In Athene bestond volgens de verhalen de gewoonte om voor het begin van de volksvergadering slaven met touwen die in rode verf waren gedrenkt over de markt van Athene te laten lopen, terwijl ze de burgers richting de vergadering dreven. Een rode vlek op je kleding werd gezien als een teken van slecht burgerschap.
2p Leg uit waardoor deze gewoonte de Atheense democratie beschermde.
Slide 25 - Slide
Leg uit waardoor deze gewoonte de Atheense democratie beschermde.
Slide 26 - Open question
Antwoord
maximumscore 2
Voorbeeld van een juist antwoord is:
Deze gewoonte droeg ertoe bij dat er voldoende/veel burgers deelnamen aan de volksvergadering, waardoor besluiten niet door een kleine groep konden worden genomen (wat de democratie beschermde).
Slide 27 - Slide
KA: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat
Slide 28 - Slide
Filosofie en wetenschap
filos = zoon/vriend
sofia = wijsheid
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Video
Socrates
Eén van de belangrijkste Atheense filosofen
Goed en kwaad (Ethiek)
Mensen doen slechte dingen als ze niet nadenken
Socratische manier van vragen stellen
Werd veroordeeld tot het leegdrinken van de gifbeker.
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Video
Plato
Leerling van Socrates
Oprichter van de Akademeia (Atheense academie - hoger onderwijs)
Bekendste werk: De Staat, over politiek
Ideeënleer
In deze periode richtte hij zich steeds meer op de ‘Ideeënleer’, het gedachtegoed dat er van alle dingen in het universum perfecte ‘Vormen’ of ‘Ideeën’ bestaan. Alles wat wij om ons heen zien in de wereld zijn echter slechts ‘afspiegelingen’ van deze ideaalbeelden, waardoor de meeste mensen denken de ‘echte’ Ideeën te kennen, maar dat in werkelijkheid niet doen. Deze perfecte vormen liggen namelijk diep opgeslagen in onze ziel, waardoor ze alleen door filosofen te bestuderen zijn.
Slide 34 - Slide
Plato
Wanneer wij in de volksvergadering samenkomen en er staan bouwactiviteiten op de agenda, dan vragen we architecten om advies, bij scheepsbouw halen we er scheepsbouwers bij en hetzelfde geldt voor andere projecten. Maar als er gediscussieerd wordt over het politieke beleid van de stad, dan mag iedereen zijn zegje doen: timmerlui, smeden, leerbewerkers, matrozen, arm en rijk, van goede of slechte komaf.
--> wat vindt hij?
Slide 35 - Slide
Welke mening heeft Plato over de democratie?
Slide 36 - Open question
Slide 37 - Video
Aristoteles
Leerling van Plato
Filosoof én natuurkundige
Mens is sociaal wezen kan alleen in een polis-gemeenschap volmaaktheid vinden
Leraar Alexander de Grote
Slide 38 - Slide
Lees de bron. Het is een fragment uit het boek Politica van de Griekse filosoof Aristoteles. Keurde hij slavernij goed of af? Leg je antwoord uit.
Slide 39 - Open question
Natuurfilosofen
Eigenlijk de voorlopers van moderne wetenschappers.
Hebben belangrijke ontdekkingen gedaan, die (soms) vandaag de dag nog steeds kloppen.
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Video
Archimedes
Natuurkunde/Wiskunde/Sterrenkunde
Wet van Archimedes
Slide 42 - Slide
De Griekse filosoof Aristoteles leefde in de vierde eeuw voor Christus. Hij onderzocht het bestuur van meerdere stadstaten voor zijn boek Politika. Het werk van Aristoteles past hierdoor bij twee onderdelen van een kenmerkend aspect van zijn tijd.
2p Toon dit aan.
Slide 43 - Slide
maximumscore 2
Kern van een juist antwoord is:
Het werk van Aristoteles past bij
• 'de ontwikkeling van wetenschappelijk denken … in de Griekse stadstaat', want hij baseerde zijn boek op onderzoek 1
• 'het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat', want dat was het onderwerp van zijn boek 1
Slide 44 - Slide
Griekse cultuur
(Klassieke cultuur)
K.A. De klassieke vormentaal van de Grieks – Romeinse cultuur
Slide 45 - Slide
Architectuur
Slide 46 - Slide
Deze zuil heeft vaak een voetstuk. De zuil is slanker dan de Dorische zuil en heeft relief versiering met krullen.
Deze zuil is kaal en breed. De zuil staat niet op een voetstuk en is vaak redelijk saai.
Deze zuil is nog slanker dan de Ionische zuil. Daarnaast zijn er veel versieringen
Slide 47 - Slide
Alexander de Grote
Alexander de Grote
334 v Chr.
Alexander wordt koning van Macedonië
Griekse stadstaten waren verzwakt
Alexander verovert stadstaten
Alexander verovert Perzië
Slide 48 - Slide
Alexander de Grote
Alexander de Grote
Onder Alexander de Grote (356 – 323 v. Chr.) verenigen de Griekse stadstaten zich tot Hellas:
Doel: het stichten van een Grieks – Macedonisch en Perzisch rijk
Het verenigen van de Griekse stadstaten zorgt voor een:
Gemeenschappelijke taal
Gemeenschappelijke cultuur
Gemeenschappelijke goden
Slide 49 - Slide
Alexander de Grote
Hellenisme
Hellenisme: "verspreiding van (delen van) de Griekse cultuur door de veroveringen van Alexander de Grote."
Taal
Nieuwe steden met een rechthoekig stratenplan zoals in Griekse steden
Aanleg van Griekse gebouwen als theaters, gymnasia en tempels
Geloof: Het overnemen van Griekse mythen, goden en gebruiken
Griekse invloed in de kunst en architectuur
Slide 50 - Slide
Zijn de stellingen juist of onjuist?Kies het juiste antwoord
1: Het Hellenisme is een gevolg van de veroveringen van Alexander
2: Het Hellenisme veroorzaakte de verzwakking van Athene en Sparta
A
Stelling 1 is juist
Stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 51 - Quiz
Leg uit in één zin uit welke bron het beste past bij het begrip Hellenisme.