Les donderdag 7.12.23

Was machen wir heute? 
1. Kennst du schon die Sätze? 
Informatie over Dinslaken meenemen en over het Bundesland waarin Dinslaken liegt. Kies ook een stad uit dit Bundesland.
Oefen met je partner het gesprek
2. Leer alles voor de toets
Neem spullen mee zodat je je poster kunt maken
Je kunt 10 vragen maken voor het thema wonen; school; familie sport; Je kunt ook hierop antwoorden
Vertel over een van je vakantie;
3. Werk met de opdrachten uit de Sprachstadt
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Was machen wir heute? 
1. Kennst du schon die Sätze? 
Informatie over Dinslaken meenemen en over het Bundesland waarin Dinslaken liegt. Kies ook een stad uit dit Bundesland.
Oefen met je partner het gesprek
2. Leer alles voor de toets
Neem spullen mee zodat je je poster kunt maken
Je kunt 10 vragen maken voor het thema wonen; school; familie sport; Je kunt ook hierop antwoorden
Vertel over een van je vakantie;
3. Werk met de opdrachten uit de Sprachstadt

Slide 1 - Slide

 Übersetze
1. Doe jij aan sport?                                9. Hoe heb je gereisd? 
2. Waar ga je heen?                             10. Wat voor sport doe je?
3. Wij zijn in Berlijn geweest.
4. Houd je van popmuziek?
5. Ik heb een hekel aan winkelen. 
6. En wat vind je voor de rest leuk om te doen? 
7. Hij speelt gitaar.
8. Hoe was het?

Slide 2 - Slide

10 Fragen zum ...

Slide 3 - Slide

Jetzt ein Gespräch ... Ihr sollt minimal 10 Fragen und Antworten bilden. 
1. Turisteninformation 
2. Ein Interview
3. Im Café 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Starkes Verb 
Heel werkwoord
vertaling
3 pers.ev. o.t.t
3 pers. ev. o.v.t
v.v.t
1. breken
2. geven
3. laten
4. spreken
5. stoten 
6. trappen
7. vallen
8. wassen
9. zien
10. dragen 
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Arbeit an der Information über Dinslaken und der anderen Stadt.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

dann/denn
Dann - wordt gebruikt als het Nederlandse "dan" kan worden vervangen door "op dat moment".Het geeft een tijdstip aan en wordt met nadruk uitgesproken.
Zuerst muss ich meine Hausaufgaben machen, dann komme ich vielleicht noch vorbei. 
Denn - wordt gebruikt als je het Nederlandse "dan" niet kunt vervangen door "op dat moment". Het geeft geen tijdstip aan een wordt zonder nadruk uitgesproken.
Du siehst heute wirklich topfit aus! Was hast du denn gemacht, ich erkenne dich gar nicht wieder. 

Slide 16 - Slide

Ob/Oder
Oder- wordt gebruikt om een keuze tussen twee of meer mogelijkheden aan te geven.
Komme ich morgen zu dir oder kommst du zu mir?  
Ob - Is er geen sprake van keuze dan gebruik ik ob. 
Ich weiß nicht, ob ich morgen vorbeikommen kann.

Slide 17 - Slide

Aber/sondern 
Sondern - bij heldere tegenstelling
Ich kaufe keinen Computer, sondern einen Laptop.
aber - bij overige gevallen
Ich kaufe einen computer, aber Laptop würde mir besser passen.


Slide 18 - Slide

Wann/ Wenn
Wann - als er sprake is van onbekende tijd. Wann kan worden vervangen door " op welk moment" of "hoe laat"
Wann kommst du bei mir vorbei? Heute um fünf Uhr oder morgen um halb fünf? 
Ich weiß noch nicht genau, wann ich vorbeikomme.
Wenn - in de betekenis "als" of " indien" 
Ich komme bei dir vorbei, wenn ich mit der Arbeit fertig bin. 


Slide 19 - Slide

dann/denn
Dann - wordt gebruikt als het Nederlandse "dan" kan worden vervangen door "op dat moment".Het geeft een tijdstip aan en wordt met nadruk uitgesproken.
Zuerst muss ich meine Hausaufgaben machen, dann komme ich vielleicht noch vorbei. 
Denn - wordt gebruikt als je het Nederlandse "dan" niet kunt vervangen door "op dat moment". Het geeft geen tijdstip aan een wordt zonder nadruk uitgesproken.
Du siehst heute wirklich topfit aus! Was hast du denn gemacht, ich erkenne dich gar nicht wieder. 

Slide 20 - Slide

Signaalwoorden - opsomming
und- en
zudem - bovendien
außerdem - bovendien
dann - dan, vervolgens
auch - ook 
(zu)erst - ten eerste


Slide 21 - Slide

Signaalwoorden - Tegenstelling
doch - toch, echter
sondern - maar (nicht heute sondern morgen) 
statt - in plaats van
trotzdem - toch, desondanks
aber - maar
obwohl - hoewel 
trotz(dem) - (des) ondanks 
während - terwijl

Slide 22 - Slide

Signaalwoorden - benadrukking
besonders - in het bijzonder, vooral
selbst - zelfs
sogar - selfs
vor allem - in het bijzonder, vooral 

Slide 23 - Slide

Signaalwoorden - Reden / oorzaak
denn - want
weil - omdat
Schließlich - per slot van rekening
nämlich - namelijk
deswegen - daarom

Slide 24 - Slide

Signaalwoorden - bevestiging
klar - vanzelfsprekend, natuurlijk
natürlich - vanzelfsprekend, natuurlijk 
tatsächlich - inderdaad, zeker 
wirklich - inderdaad, zeker 

Slide 25 - Slide

Signaalwoorden - Conclusie
also - dus
deshalb - derhalve, daarom
daher - vandaar
 damit - zodat 

Slide 26 - Slide

Signaalwoorden 
Bevor - voordat 
Nachdem - nadat
Als - toen

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide