LEESVAARDIGHEID 2

LEESVAARDIGHEID
KLAS 2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

LEESVAARDIGHEID
KLAS 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je kennen voor de toets? 
hoofdstuk 1-4

Hoofdzaken en bijzaken. Signaalwoorden en verbanden
doel van de tekst
feiten, meningen en argumenten.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van een goede samenvatting?
A
Alle hoofdzaken staan erin.
B
Je zet de informatie om in je eigen woorden.
C
De tekst bestaat uit lopende zinnen.
D
Kernzinnen helpen je bij het samenvatten.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het tekstverband Voorbeeld?
A
als
B
verder
C
ook
D
enerzijds

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het verband Tegenstelling?
A
als
B
dus
C
ook
D
maar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het verband Middel-doel?
A
waarmee
B
bovendien
C
daarentegen
D
niet alleen, maar ook

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het tekstverband Opsomming?
A
anderzijds
B
daarnaast
C
daarmee
D
maar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het verband Oorzaak-gevolg?
A
maar
B
zoals
C
want
D
daardoor

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het verband Overeenkomst-verschil?
A
hetzelfde
B
hierdoor
C
daarom
D
waardoor

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het verband Vergelijking?
A
maar
B
zoals
C
in tegenstelling tot
D
daarom

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord past bij het verband Reden?
A
hierdoor
B
zoals
C
net zo
D
omdat

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van een reclametekst?
A
de lezer aansporen
B
de lezer informeren
C
de lezer vermaken
D
de lezer overtuigen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van sluikreclame?
A
Een inhaker van Bol.com op de relatiebreuk van Wes en Yolanthe
B
Een reclame in je Facebookoverzicht
C
Een bepaald merk frisdrank dat in beeld komt bij GTST
D
Een artikel in een tijdschrift over de voordelen van botox

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een advertorial?
A
Een inhaker van Bol.com op de relatiebreuk van Wes en Yolanthe
B
Een reclame in je Facebookoverzicht
C
Een bepaald merk frisdrank dat in beeld komt bij GTST
D
Een artikel in een tijdschrift over de voordelen van botox

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een zakelijk en objectief verslag?
A
Een sportverslag dat met eigen mening de wedstrijd verslaat
B
Een verslag van de schoolreis in de schoolkrant
C
Een reportage in de krant
D
De notulen van een vergadering

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Bij de supermarkt kun je zegels sparen en bij elke volle spaarkaart sponsor je goede doelen met tien euro. Je kunt kiezen naar welk doel het gaat: het WNF of Unicef.

Wat voor soort reclame is dat?
A
Commerciële reclame
B
Geen van beiden
C
Ideële reclame
D
Allebei

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor fragment is dit?

"David tegen Goliath. Zo voelde het aan toen Roda JC aan de wedstrijd tegen Ajax begon. Helaas wist de David in dit verhaal de grote reus niet te verslaan."
A
Objectief
B
Allebei
C
Subjectief
D
Geen van beiden

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

De muziek van Michael Jackson wordt nu in de ban gedaan. Drake schrapt bijvoorbeeld de nummers van MJ uit zijn Europese optredens.

Welke verbindingsmanier zie je hier?
A
Herhaling
B
Signaalwoord
C
Overgangszin met verwijswoord
D
Aankondigende zin

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Vragen? 
Samenvatten
Zins- en alineaverbanden
Reclame en verslag
Verbindingsmanieren tussen alinea's

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Een drogreden is:
A
Een vals argument
B
Een valide argument
C
Een niet geldig argument
D
Een duidelijk argument

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

1.Mijn opa rookte twee pakjes per dag.
Hij is 92 geworden.
2.Roken is helemaal niet slecht.
A
2. is een stelling en 1. is een fout argument.
B
1. is de stelling en het argument is 'hij is 92 geworden'

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Iedereen weet toch dat spruitjes heel smerig zijn?!
A
Drogreden: bespelen van het publiek
B
Drogreden: overhaaste generalisatie
C
Drogreden: persoonlijke aanval
D
Drogreden: ontduiken van bewijslast

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

In de bijbel staat dat het verboden is, dus moeten we het verbieden.
A
Drogreden: verkeerde vergelijking
B
Drogreden: ontduiken van bewijslast
C
Drogreden: onjuiste beroep op autoriteit
D
Drogreden: cirkelredenering.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke soort argumenten weerleg je?
A
Argumenten vóór jouw stelling
B
Argumenten tegen jouw stelling

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

ff uitrusten en dan doorrrr

Slide 25 - Slide

Is alles duidelijk? Of heb je nog vragen? Die kun je in de volgende dia opschrijven.