Oefenen met woordenschat

Hoofdstuk 1 en 2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 en 2

Slide 1 - Slide

Geef een voorbeeld van een vergelijking.

Slide 2 - Open question

Geef een voorbeeld van een metafoor.

Slide 3 - Open question

Geef een voorbeeld van personificatie.

Slide 4 - Open question

Wat betekent:
gangbaar
A
altijd
B
voornamelijk
C
gewoon
D
voortdurend

Slide 5 - Quiz

Wat betekent:
de rode planeet
A
Mars
B
Jupiter
C
Saturnus
D
Aarde

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:
verkassen
A
verplanten
B
in een andere kas zetten
C
veroordelen
D
verhuizen

Slide 7 - Quiz

Wat betekent:
opperen
A
zeuren
B
voorstellen
C
vragen
D
bevestigen

Slide 8 - Quiz

Zo klaar als een
A
raampje
B
kluitje
C
klontje
D
glaasje

Slide 9 - Quiz

Zo doof als een
A
kwartel
B
pier
C
mannetje
D
mol

Slide 10 - Quiz

Zo nijdig als een
A
mier
B
krab
C
gans
D
spin

Slide 11 - Quiz

Schrijf een zin met het woord 'reliëf' waaruit de betekenis duidelijk blijkt.

Slide 12 - Open question

Schrijf een zin met het woord 'sleutelen' waaruit de betekenis duidelijk blijkt.

Slide 13 - Open question

Schrijf een zin met het woord 'raadplegen' waaruit de betekenis duidelijk blijkt.

Slide 14 - Open question