Thema 4 basisstof 3 biol2

De evolutietheorie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De evolutietheorie

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag 
  • Herhalen BS 1 en 2 / bespreken opdracht 5, 6, 8, 15, 19 , 24 en 25
  • Je kunt het ontstaan van de evolutietheorie uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt
  • Je kunt manieren van reproductieve isolatie beschrijven


Slide 2 - Slide

Feit of fabel:
De mens stamt af van de mensaap
A
Feit
B
Fabel

Slide 3 - Quiz

Een van de grote misvattingen
We stammen niet af van de aap, maar we hebben een gemeenschappelijke voorouder met de moderne aap.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ontstaanstheorie
(tegenhanger) 

Creationisme:
  • de aarde en organismen zijn geschapen
  • sommige organen te ingewikkeld om  door evolutie te zijn ontstaan --> intelligente schepper

Slide 6 - Slide

Evolutietheorieën

=  Gaan over het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten 

Lamarck (1744-1829):
eigenschappen veranderen tijdens leven individu veranderde eigenschap wordt doorgegeven   FOUT?!
Darwin (1809-1882):
On the origin of species (1859) --> evolutietheorie

Slide 7 - Slide

Neodarwinistische evolutietheorie  

= Evolutietheorie (Darwin) gecombineerd met de  kennis over erfelijkheid

DNA voor het eerst ontdekt in 1871 en de structuur pas ontdekt in 1953

Slide 8 - Slide

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 
  1.  Genetische variatie: ontstaan door mutatie en recombinatie 
  2. Natuurlijke selectie / survival of the fittest:  De individuen die het best aangepast zijn hebben grootste overlevingskans 
  3. Voortplanting: deze "beste aangepaste" eigenschappen worden doorgegeven aan de nakomelingen. 


Slide 9 - Slide

Hoe komt een grote variatie in genotype binnen een soort tot stand?
A
Mutatie
B
Door verandering in het fenotype
C
Recombinatie (voortplanting)
D
Mutatie en/ of recombinatie

Slide 10 - Quiz

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1.  Diversiteit in genotype, door mutaties en recombinatie 
  2. Natuurlijke selectie / survival of the fittest:  Individuen met de gunstigste eigenschappen hebben grootste overlevingskans en  planten zich voort 
  3. Soortvorming door reproductieve isolatie: paragraaf 4.7


Slide 11 - Slide

Voorbeeld van evolutie

Slide 12 - Slide

Voorbeeld van evolutie

Slide 13 - Slide

Voorbeeld van evolutie

Slide 14 - Slide

Het veranderen van een soort
  • Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (genetische variatie).
  • Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
  • Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
  • Na vele jaren zie je deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen.

Slide 15 - Slide

Evolutie laatste tijd?
Bijvoorbeeld de berkenspanner. Berkenbomen zijn wit, maar in vervuilde omgevingen worden de stammen zwart.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Soortvorming
  • geografisch:  doordat twee populaties van elkaar gescheiden worden
  • in zelfde gebied :
    geen voorplanting door mutaties, verschil baltsgedrag

Slide 18 - Slide

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Welke cel zal in oorsprong een mutatie gehad hebben
A
Een cel in de vinger
B
Een eicel of zaadcel
C
Een cel in de hand
D
Een cel in de foetus

Slide 21 - Quiz

Aan de slag!
- Lees basisstof 3
- Maak opdrachten 32, 33, 34, 35, 36, 37, 
                                          38, 39, 40, 41, 42, 44 
Nabespreken opdracht 32 t/m 36 => die moet je dus NU maken en af hebben voor de nabespreking

Slide 22 - Slide